Herunterladen Diese Seite drucken

Jamara Ride on Jaguar F-Type SVR Gebrauchsanleitung Seite 14

Werbung

NL
1. Montage van de voorwielen
Schuif een sluitring (13) op de vooras. Zet nu het voorwiel (10) op de vooras. Druk op de knop
in het midden van het wiel totdat deze hoorbaar vastklikt. Herhaal dit aan de andere kant.
Montage van de achterwielen
Om de achterwielen te monteren, duwt u een achterwiel (8) op de achteras. U kunt de
achterwielen herkennen aan het verhoogde gedeelte dat in de achteraandrijving past. Plaats
nu het achterwiel (8) op de achteras. Druk op de knop in het midden van het wiel totdat deze
hoorbaar vastklikt. Herhaal dit aan de andere kant. Controleer of alle wielen goed vastzitten
door aan het wiel te trekken. Als de knop op het wiel een beetje uit de velg steekt dat het
wiel goed vastzit.
Montage van de chassisversterkingen
Schroef de chassisverstevigingen (9) rechts- en linksonder aan de carrosserie vast.
2. Montage van dashboard en stuurwiel
Sluit eerst de connector van de dashboardkabel (11) aan op de zwarte connector die uit de
voorkant van de binnenkant van het chassis (1) steekt. Verbind de kabel in het stuurwiel aan
de kabel in de stuurkolom. Schuif dan het stuurwiel (4) op het stuur de stuurkolom en schroef
hem vast. De positie van het gat wordt bevestigd door een moer.
3. Montage van de voorruit
De voorruit (3) wordt vergrendeld in de daarvoor bestemde gaten in het chassis ter hoogte van
het dashboard gaten in het chassis. Zorg ervoor dat de voorruit goed vastzit.
4. Accu aansluiting
Sluit de connectoren aan zoals afgebeeld. Sluit gewoon de juiste stekkerverbindingen aan
elkaar en verander de polariteit niet. Zorg ervoor dat de rode kabel (plus) en de zwarte kabel
(min) op hun plaats zitten aangesloten op dezelfde gekleurde connectoren zijn aangesloten.
Schakel het voertuig in door op de rode knop aan de rechterkant van de aan de rechterkant van
het dashboard.
5. Montage van de beugels en de achtervleugel
Druk eerst de twee beugels (6) in de daarvoor bestemde ovale gaten. Klik de achterspoiler (7)
in de langwerpige gaten van het kofferdeksel van de voertuig.
6. Montage van de stoel
Steek de twee pennen aan de achterkant van de stoel (5) in de daarvoor bestemde gaten
voorzien. Neem twee van de bijgevoegde schroeven (14) en bevestig daarmee de zitting (5).
A
Functies
A
Klankbord
B
Snelheid
High speed - hoge snelheid
Low speed - lage snelheid
Belangrijke informatie over het gebruik:
Bij inschakeling van de 1e versnelling neemt het motorvermogen af en de achterwielen kunnen
met verschillende snelheden draaien, afhankelijk van de belasting. Hierdoor kan het voertuig
langzamer rijden en met minder draai. Dit betekent echter ook dat in de eerste versnelling, bij
het starten of rijden door een klein obstakel aan een kant het belaste wiel kan stoppen en de
aandrijfkracht zal naar het onbelaste wiel worden overgebracht. Om volledig vermogen van de
motor en een gelijkmatige verdeling van de aandrijfkracht op beide wielen te bereiken, moet de
2e versnelling worden ingeschakeld. Let op! Na het inschakelen van de 2e versnelling wordt niet
alleen de snelheid hoger maar ook de draaicirkel groter.
C
Schakelaar
Vooruit:
Stel de knop „Forward-Backward" in de stand „Forward". Nadat het gaspedaal
wordt ingedrukt gaat het model vooruit.
Achteruit: Stel de knop „Forward-Backward" in de stand „Backward". Nadat het gaspedaal
wordt ingedrukt, gaat het model achteruit.
Belangrijk!
Het voertuig moet stilstaan voordat de richting of snelheid wordt gewijzigd. Anders kan
de versnelling of/en motor schade oplopen.
D
Lichtschakelaar
E
ON/OFF-schakelaar
Met de ON/OFF schakelaar start u het voertuig.
Let op
Schakel het model na elk gebruik onmiddellijk uit als het model is voorzien van een aan/uit schakelaar. Als het model een accu heeft die kan worden verwijderd of is uitgerust
met een losneembare steekverbinding, moet de accu na elk gebruik uit het model worden gehaald. De accu kan volledig leeg raken als het model per abuis wordt ingescha-
keld of de accu en het model worden niet losgekopeld. In zo'n geval verliest de accu zijn vermogen of kan zodanig worden beschadigd dat het laden of ontladen van de accu
niet meer mogelijk is of tijdens dit proces kan verbranden (brandgevaar). De volledig lege accu's kunnen nooit meer worden opgeladen of ontgeladen. Om diepe ontlading
van de batterij te voorkomen, mag de spanning nooit lager dan 11,9 V zijn. De spanning van volledig opgeladen accu is ca. 13 V. Om de diepe ontlading veroorzaakt door de
zelfontlading van de accu te voorkomen, dient de accu na gebruik volledig te worden opgeladen. De accu dient volledig te worden opgeladen na ca.10 minuut wachttijd na
gebruik en niet later dan 12 uur na gebruik. Als de accu lange tijd niet gebruikt wordt, dient dan ten minste elke 3 maanden op correcte spanning (min. 12,3 V) en op eventuele
beschadiging te worden gecontroleerd. Indien nodig op te laden of te verwijderen.
B
D
E
C
7. Montage van de achteruitkijkspiegels
laats de twee spiegels (2) in de daarvoor bestemde houders en schroef ze vast. Let op dat u de
zijkanten niet verwisselt.
8. Laden
• Tijdens het laden moet het voertuig zijn uitgeschakeld.
• Steek de lader in het stopcontact, de LED brandt groen. Sluit de lader aan op de laadaa
insluiting.
• De LED op uw lader brandt rood zolang de batterij wordt opgeladen. Wanneer de LED is
weer groen, de batterij is volledig opgeladen.
• De oplaadtijd is 6 uur.
• Het is niet aangeraden de accu vaker dan 1 keer binnen 24 uur te laden.
• De oplader en accu worden.
Waarschuwing!
• De lader is geen speelgoed. Gebruik alleen de bijgeleverde oplader.
• De batterij mag alleen worden opgeladen door of onder toezicht van een volwassene.
• De aansluitklemmen mogen niet kortgesloten worden.
• De lader moet regelmatig worden gecontroleerd op beschadigingen aan de kabel, de
stekker, de ombouw en andere onderdelen. Als er schade wordt opgemerk, mag de lader
niet worden gebruikt totdat de schade is repareerd.
• Na elk gebruik van het model afwachten tot het model afkoelt en daarna starten. Wanneer
een aanvullende accu tussen een vervanging van de accu`s wordt gebruikt en voordat het
model opnieuw wordt gestart, houd minstens één koelfase van 15 minuten. O
ververhitting kan schade aan de elektronica of brand veroorzaken.
• Sluit het model altijd na het laden opnieuw op de oplader aan. Koppel de oplader altijd on
middellijk los nadat het model wordt losgekoppeld. Als het model of de oplader na het
lad en blijft aangesloten, kan deze schade aan het model, de oplader of de voeding vero
orzaken (brandgevaar).
• Gebruik de lader alleen in droge ruimten.
A
a
b
c
Klankbord
a
USB
b
Micro SD
Na het plaatsen van een Micro SD kaart of USB stick, begint het klankbord de nummers één
voor één af te spelen na elkaar. Alleen bestanden met de extensie .mp3 kunnen worden
afgespeeld.
c
Aux
Ingang voor een smartphone of andere AUX apparaten.
d
Music/V-
Indrukken = vorige, lang indrukken = volume omlaag
e
Pauze & afspelen
f
Music/V+
Indrukken = volgende, langes indrukken = volume onhoog
g
Mode-Taste
h
Spanningsindicator
Let op!
Onmiddellijk na het inschakelen geeft het voertuig de spanning van beide accu's in Volt (V) aan.
In de regel vertoont een opgeladen batterij zonder belasting ca. 12,6 – 13 Volt. De
spanningsindicator is afhankelijk van de belasting. Dit betekent dat naarmate de belasting
toeneemt, daalt de aangegeven spanning. In onbelaste toestand geeft de indicator een
belasting onder 11,8 V aan, moet dan met rijden wordt gestopt en de batterij opgeladen (zie
oplaadinstructies). Anders kan de batterij diep worden ontladen, wat in zijn onomkeerbare
schade kan resulteren. De garantie dekt niet de vervanging van een diep ontladen batterij
en het vervangen ervan wordt in rekening gebracht.
h
d
e
f
g

Werbung

loading

Diese Anleitung auch für:

460516460517460518460519