Chicco Scoop Gebrauchsanleitung Seite 36

cro's van de zitting en de drukknopen op de in de fi guren 10 A
en 10 B getoonde punten los te maken. Kijk hierbij uit voor de
doorgang van de gordel van het tussenbeenstuk
11. Haal de hoes ten slotte van de rugleuning door hem om-
hoog te trekken (fi g. 11).
12. Om de onderste hoes te verwijderen:
- maak de twee velcrobanden van de zijdelingse buizen los (fi g.
12 A);
- maak de drukknopen op de armleuningen en de zitting op
de in fi guur 12 B getoonde plaatsen los. Haal de voetensteun
omhoog en neem de hoes weg door hem omhoog te trekken
(fi g. 12 C). Kijk uit voor de doorgang van de gordel van het tus-
senbeenstuk.
DE STOF AANBRENGEN
Om de hoes weer op de wandelwagen te doen, verricht u de
vervolgens beschreven handelingen.
13. Doe de onderste hoes van de zitting op de voetensteun en
maak hem met de drukknopen op de in fi guur 13 getoonde plaat-
sen vast. Kijk hierbij uit voor de doorgang van de gordel van het
tussenbeenstuk.
14. Bevestig de twee velcrobanden op de in fi guur 14 getoonde
plaatsen aan de zijdelingse buizen.
15. Doe de bovenste hoes op de rugleuning van de wandelwagen
(fi g. 15). Kijk uit voor de doorgang van de gordel van het tus-
senbeenstuk.
16. Bevestig de stof aan de zitting, door de drukknopen en de
velcro's op de in de fi guren 16 A-16 B getoonde plaatsen vast
te maken.
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
De wandelwagen is uitgerust met een veiligheidssysteem met
vijf verankeringspunten bestaande uit twee schouderbanden,
een buikgordel en een tussenbeenstuk met gesp.
LET OP: om ze te gebruiken voor kinderen vanaf de geboorte
tot ongeveer 6 maanden moeten de schouderbanden eerst
door de twee afstelknoopsgaten worden gehaald.
17. Steek de veiligheidsgespen in de speciale openingen in de
stof (fi g. 17 A) en controleer dat de schouderbanden zich op
de ideale hoogte voor uw kind bevinden: zo niet, dan stelt u de
hoogte ervan anders af (fi g. 17 B).
18. Na het kind in de wandelwagen te hebben gezet, steekt u
de 2 vorken in de gesp en stelt u indien nodig de wijdte van de
buikgordel met behulp van de gespen af (fi g. 18).
19. Voor meer veiligheid is de wandelwagen uitgerust met D-
vormige ringen om een extra veiligheidsgordel vast te kunnen
maken volgens de voorschriften BS 6684. De ringen bevinden
zich rechts en links aan de binnenkant van de passagierszitting,
zoals in fi guur 19 wordt getoond.
20. Om de buikgordel los te maken, drukt u de twee zijvorken
tegelijk in (fi g. 20).
LET OP: om de veiligheid van uw kind te garanderen, dienen de
veiligheidsgordels altijd te worden gebruikt.
LET OP: om de veiligheid van het kind te garanderen, dienen
tussenbeenstukken en veiligheidsgordels tegelijkertijd te wor-
den gebruikt.
DE RUGLEUNING AFSTELLEN
21. Door op de knop op de rugleuning van de wandelwagen te
drukken, kan de schuine stand ervan worden geregeld. Door de
knop op de rugleuning los te laten, wordt de rugleuning op de
dichtstbijzijnde stand vastgezet. Om de rugleuning omhoog te
zetten, hoeft u hem maar omhoog te duwen (fi g. 21).
LET OP: met het gewicht van het kind kunnen deze handelin-
gen moeilijker zijn.
DE BEENSTEUN AFSTELLEN
22. Duw op de twee lipjes om de beensteun op de gewenste
stand af te stellen (fi g. 22).
WEGNEEMBARE STOOTBEUGEL
23. Om de stootbeugel te monteren: verwijder de doppen op
de uiteinden van de armsteunen, door op de twee knoppen
onder de armsteunen te drukken en ze naar u toe te trekken
(fi g. 23). Steek de uiteinden van de stootbeugel vervolgens in
de openingen, die zich op de armleuningen bevinden.
Om de stootbeugel te verwijderen, drukt u op de twee knop-
pen onder de armleuningen en trekt u de beugel naar u toe.
Open één kant van de stootbeugel, om het kind gemakkelijker
in de wandelwagen te kunnen zetten.
LET OP: houd de doppen buiten het bereik van kinderen.
LET OP: zet het kind altijd met de veiligheidsgordels vast. De
stootbeugel is GEEN veiligheidsysteem voor het kind.
LET OP: gebruik de stootbeugel nooit om de wandelwagen met
het kind erin op te tillen.
VERSTELBARE ERGONOMISCHE HANDGREEP DOUBLE
TWIST
24. Door op de knop op de handgreep te drukken, kan de hand-
greep op de gewenste stand worden gedraaid en wordt hij zo
op de gemakkelijkste hoogte voor de gebruiker gezet (fi g. 24).
De handgreep kan op 8 verschillende standen worden gezet.
25. LET OP: tijdens het gebruik mag de handgreep niet op de
neergelaten stand worden gebruikt (fi g. 25 A). Tijdens het ge-
bruik moeten de handgrepen op een hoge stand worden ge-
bruikt, zoals in fi guur 25 B wordt getoond.
ACHTERSTE REMMEN
De achterwielen zijn uitgerust met samenwerkende remmen,
waardoor met één enkel pedaal tegelijkertijd op beide achter-
wielen wordt geremd.
26. Om de wandelwagen te remmen, duwt u één van de twee
hendels in het midden van de achterste wielgroepen naar be-
neden, zoals wordt getoond in afbeelding 26.
27. Om het remsysteem te deblokkeren, duwt u één van de
twee hendels in het midden van de achterste wielgroepen naar
omhoog, zoals wordt getoond in afbeelding 27.
LET OP: gebruik altijd de rem als u stopt.
LET OP: laat de wandelwagen nooit met het kind erin op een
helling staan, ook al is het remsysteem geactiveerd.
LET OP: na de remhendel te hebben aangetrokken, verzekert
u zich ervan dat de remmen goed op beide achterwielgroepen
geplaatst zijn.
ZWENKWIELEN
De voorwielen van de wandelwagen zijn zwenkende/vaste wie-
len.
28. Om de wielen vrij te laten draaien, haalt u de hendel tussen
de twee wielen omlaag. Gebruik de vrije wielen op een effen
oppervlak. Om de wielen te vergrendelen, zet u de hendel weer
op de hoge stand (fi g. 28).
LET OP: de zwenkwielen garanderen een betere bestuurbaar-
heid van de wandelwagen. Op hobbelige terreinen is het echter
raadzaam de wielen vergrendeld te gebruiken om vlot rijden te
garanderen (grind, zandweg, etc.).
LET OP: alle wielen moeten altijd tegelijkertijd worden ver-
grendeld of ontgrendeld.
DE WANDELWAGEN SLUITEN
LET OP: let er bij deze handeling op dat het kind en eventuele
andere kinderen zich op een veilige afstand bevinden. Verze-
ker u er tijdens deze fase van dat de bewegende delen van de
36