moet een puur Argon (Ar) gas gebruikt worden. Een koolstofomhulsel zonder capillaire buis kan ook worden gebruikt zoals bij aluminium.
INSTALLATIE VAN DE SPOEL EN INBRENGEN VAN DE DRAAD (III)
• Verwijder het mondstuk (III-F) en de contact-tip (III-E) van de toorts.
• Open het klepje van het apparaat.
III-A :
• Positioneer de spoel op de houder :
- Houd rekening met de aandrijfpen van de spoelhouder. Draai, om een 200 mm spoel te installeren, de spoelhouder maximaal aan.
• Stel de rem (III-2) af om te voorkomen dat tijdens de lasstop de draad in de war raakt. Draai over het algemeen niet te strak aan. Dit kan de motor
oververhitten.
III-B :
• Plaats de juiste aanvoerrollen, die geschikt zijn voor de door u uit te voeren laswerkzaamheden. De bijgeleverde rollen zijn van dubbelgroefstaal
(0,8/1,0) en aluminium (1,0/1,2) rollen.
- Controleer het opschrift op de rol, om er zeker van te zijn dat de rollen geschikt zijn voor de dia-
meter van het door u gebruikte draad en voor het type draad dat u gebruikt (voor een draad van Ø
1.2, gebruikt u de groef Ø 1.2).
- Gebruik de rollen met een V-groef voor staaldraad en andere hardere draadsoorten.
- Gebruik rollen met een U-groef voor aluminiumdraad en andere soepele draadsoorten.
III-C :
Voor het verwisselen van de draad gaat u als volgt te werk :
• Draai de knoppen maximaal los (III-4) en duw deze naar beneden, breng de draad in, sluit het draadaanvoersysteem en draai de knoppen weer
aan volgens de aanwijzingen.
• Activeer de motor door op de trekker van de toorts te drukken, of zet de schakelaar (I-9) op de stand «draad vervangen».
• Laat het draad ongeveer 5 cm uit de toorts komen, plaats daarna de voor het lasdraad geschikte contactbuis (III-E) en het mondstuk (III-F) op de toorts.
Opmerkingen :
• Een te krappe mantel kan problemen bij de draadaanvoer geven en de motor oververhitten.
• De aansluiting van de toorts moet eveneens goed aangedraaid worden, dit om oververhitting te voorkomen.
• Controleer of het draad en de spoel niet in contact zijn met de mechaniek van het apparaat, dit kan kortsluiting veroorzaken.
AANSLUITING GAS
- Installeer een geschikte drukregelaar op de gasfles. Sluit deze aan op het lasapparaat met de bijgeleverde slang. Bevestig de twee klemmen om
eventuele lekkages te voorkomen.
- Verzekert u zich ervan dat de gasfles goed is bevestigd, en volg nauwkeurig de aanwijzingen op voor het vastmaken van de ketting op de genera-
tor.
- Regel de gastoevoer door aan het wieltje op de drukregelaar te draaien.
NB : om de gastoevoer eenvoudiger te kunnen regelen, kunt u op de trekker van de toorts drukken om de rollen aan te drijven (wieltje van de
draadaanvoer losser draaien om zo te voorkomen dat het draad wordt meegetrokken). Maximale gasdruk : 0.5 MPa (5 bars).
ALGEMENE ORGANISATIE VAN DE BEDIENING
Instellingen
• Informatie : alle productinformatie wordt hierin vermeld (Model, S/N .....)
• Instellingen : de geavanceerde instellingen van het apparaat zijn hierin verenigd (weer-
gave, naam van het apparaat, taal...)
• Kalibratie : hiermee kan een kalibratie-procedure voor de snelheid van de aandrijfrollen
1
worden gelanceerd
• Portability : laden/downloaden van «JOBS» vanaf of op een USB-stick en het downloaden
van een instelling vanaf een USB-stick.
• Traceability : Alle lasnaden kunnen worden opgeslagen en op USB-stick worden gezet.
(Expert/Geavanceerde modus)
Lasprocedure : komt overeen met het type lasklus dat wordt uitgevoerd :
Instelling procedure : voor het ingeven van de instellingen van de lasklus,
1
2
De verschillende schermen met instellingen,
2
JOB : geeft toegang tot de verschillende JOB oproepmodules.
3
80
AUTOPULSE 220-M3
: de aanduiding is af te lezen op de rol (bijvoorbeeld : 1.2 VT)
: de te gebruiken groef
:
NL
1
2
3