Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Glomar C.A.T4 Handbuch Seite 27

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 12
selecteer Modus
C.A.T4 zijn uitgerust met vier opspoormodi:
Avoidance Modus (
A
): Detecteert alle opspoorsignalen
tegelijkertijd, inclusief Genny, Power en Radiosignalen. De
regeling voor de signaalsterkte past tegelijkertijd de sterktes
aan voor de power, radio- en Gennysignalen.
Genny Modus (
G
): Detecteert de lokale signalen geproduceerd
door een Genny. Er zijn verschillende manieren om het Genny
signaal toe te passen (zie 'Gebruik van de Genny4'). Het
gebruik van een Genny is de meest betrouwbare manier om
een leiding of kabel te detecteren. De C.A.T4 en Genny4
beschikken over nieuwe opspoorsignalen zodat de combinatie
gevoeliger is voor kleine kabels (bijvoorbeeld telecommunicatie
en straatverlichting).
Power Modus (
P
): Detecteert signalen afkomstig van
stroomtransmissienetwerken. Deze signalen zijn op alle leiding
en of kabels terug te vinden, niet alleen stroomkabels.
Sommige stroomkabels stralen GEEN detecteerbare
stroomsignalen uit.
Stroomsignalen zijn mogelijk niet terug te vinden op
stroomkabels die uitgeschakeld zijn (bijvoorbeeld een
straatverlichtingskabel tijdens de daglichturen). Gebruik steeds
een Genny alvorens de graafwerkzaamheden te starten.
Radio Modus (
R
): detecteert radiosignalen afkomstig van veraf
gelegen radiozenders wanneer ze aan ondergrondse leidingen
en kabels worden afgegeven.
Er zijn niet altijd radiosignalen aanwezig. Gebruik steeds
een Genny alvorens de graafwerkzaamheden te starten.
G e B r U I k vaN d e C.a.T4
Houd het ontvangerblad van de C.A.T4 verticaal en met de onderste
rand net boven de grond. Beweeg de C.A.T4 rustig heen en weer en
beperk de breedte waarover het signaal ontvangen wordt. Het slingeren
van de C.A.T. heeft een invloed op de opspoornauwkeurigheid; maak bij
de eC.A.T4 en eC.A.T4+ modellen ook gebruik van de functie SWING,
een bewegingsdetector dat gebruikers er aan herinnert om de C.A.T
correct te gebruiken.
kabels en leidingen opsporen
De gevoeligheidsschakelaar wordt gebruikt om het signaalbereik te
beperken waarin de C.A.T4 een leiding of kabel kan opsporen. Zet de
52
gevoeligheidsschakelaar op
het maximum alvorens het
opsporen te starten.
In alle opspoormodi stijgen de
signaalsterktes zichtbaar en
hoorbaar naarmate de C.A.T
dichter bij een leiding of kabel
komt, en dalen deze zodra
deze er voorbij gaat.
Wanneer de meetuitslag van
de grafiek maximum over een
leiding of kabel gaat, dient u
de gevoeligheidsschakelaar
omlaag te draaien en opnieuw over de opspoorpositie te bewegen.
Door dit proces heen en weer te herhalen over de maximale
uitslagpositie, kan de positie van de kabel of leiding bepaald worden.
De waterlijnfunctie houdt de maximum meetwaarde vast om een
piekmeetwaarde makkelijker te kunnen identificeren.
Als het moeilijk is om in de Avoidance stand de positie te bepalen dient
u te schakelen tussen de aangegeven lokaliseermodi (Genny, Power of
Radio) voordat u de gevoeligheidsschakelaar aanpast om de kabel of
leiding te vinden.
volgen van de geleider
Nadat de plaats van de geleider is gevonden, houdt u de C.A.T4
rechtop en overdwars voor u. De C.A.T bevindt zich in een rechte
hoek boven de geleider wanneer een maximaal toonsignaal te horen is
en een maximale meteruitslag te zien is, bij een minimaal toonsignaal
en een minimale meteruitslag loopt het parallel aan de geleider.
Controleer op nauwkeurigheid door de gevoeligheidsschakelaar
aan te passen terwijl u de C.A.T. heen en weer beweegt (dit proces
is mogelijk minder precies in Power Modus door de aard van
detecteerbare stroomsignalen).
Volg de ondergrondse geleider terwijl u de C.A.T4 verticaal houdt en
beweeg deze gelijkmatig heen en weer. Volg de lijn van de ondergrondse
geleider, en markeer als nodig over het op te graven gebied.
53

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Diese Anleitung auch für:

C.a.t4+Ec.a.t4Genny4

Inhaltsverzeichnis