Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Elektrische Aansluiting; Gedrag Tijdens Het Bedrijf; Veiligheids- En Bewakingscontroles; Vloeistoffen - Homa HBP 501 Originalbetriebsanleitung

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

2.5.1. Elektrische aansluiting

De bediener van de installatie moet geïnstrueerd zijn over
de stroomtoevoer en de uitschakelmogelijkheden ervan.
Bij het aansluiten van de installatie op het elektrische
schakelsysteem, met name bij de toepassing van bijv.
frequentieomvormers en soft starter, moeten voor het
aanhouden van de elektromagnetische compatibiliteit
de voorschriften van de fabrikant van het schakeltoestel in
acht worden genomen. Eventueel zijn voor de stroom- en
stuurkabels aparte afschermmaatregelen nodig (bijv. spe-
ciale kabels).
De aansluiting mag alleen plaatsvinden als de schakel-
toestellen voldoen aan de geharmoniseerde EU-normen.
Mobiele telefoons kunnen storingen in de installatie ver-
oorzaken.
2.5.2. Aardaansluiting
Onze installaties moeten principieel worden geaard. Wan-
neer de mogelijkheid bestaat dat personen met de instal-
latie en de vloeistof in aanraking komen, moet de geaarde
aansluiting daarnaast nog worden beveiligd met een be-
veiliging tegen foutstroom.

2.6. Gedrag tijdens het bedrijf

Bij het bedrijf van het product moeten de op de werkplek
van de machine geldende wetten en voorschriften m.b.t.
beveiliging van de werkplek, ongevallenpreventie en om-
gang met elektrische machines worden nageleefd. In het
belang van een veilig werkproces moet de werkindeling
van het personeel worden vastgelegd door de gebruiker.
Het voltallige personeel is verantwoordelijk voor de nale-
ving van de voorschriften. Tijdens het bedrijf draaien be-
paalde onderdelen (waaier, propeller) om de vloeistof te
verpompen. Door bepaalde bestanddelen kunnen er aan
deze onderdelen zeer scherpe randen ontstaan.
Waarschuwing voor draaiende onderdelen!
De draaiende onderdelen kunnen ledematen beknel-
len en afsnijden. Grijp tijdens het bedrijf nooit in het
installatieonderdeel en raak draaiende onderdelen
niet aan. Schakel de machine vóór onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden uit en laat de draaiende
onderdelen tot stilstand komen!

2.7. Veiligheids- en bewakingscontroles

Onze installaties zijn uitgerust met verschillende veilig-
heids- en bewakingscontroles. Deze inrichtingen mogen
niet worden gedemonteerd of uitgeschakeld. Inrichtingen
moeten vóór de inbedrijfstelling door een elektricien aan-
gesloten en op correcte werking gecontroleerd zijn.
Houd er hiervoor ook rekening mee dat voor bepaalde
inrichtingen een analysetoestel of -relais nodig is voor
een probleemloze werking, bijv. PTC-weerstanden en
PT100-voelers. Dit analysetoestel is te verkrijgen via de
fabrikant of elektricien.
Het personeel moet geïnstrueerd zijn over de gebruikte
inrichtingen en de werking ervan.
Pas op!
De machine mag niet worden gebruikt als de veilig-
heids- en bewakingscontroles tegen de voorschrif-
ten in zijn verwijderd, beschadigd en/of niet functi-
oneren!

2.8. Vloeistoffen

Elke vloeistof onderscheidt zich door samenstelling,
agressiviteit, abrasiviteit en vele andere aspecten. In het
algemeen kunnen onze installaties in veel bereiken wor-
den ingezet Meer informatie hierover is te vinden in het
gegevensblad van de pomp Daarbij moet er rekening mee
worden gehouden dat veel parameters van de installatie
kunnen veranderen door een wijziging in de dichtheid, vis-
cositeit of samenstelling in het algemeen.
Ook zijn voor de verschillende vloeistoffen verschillende
materialen en waaiervarianten nodig. Hoe nauwkeuriger
de informatie bij uw bestelling, des te beter hebben wij
onze installatie aan uw eisen kunnen aanpassen. Wanneer
zich wijzigingen voordoen in het toepassingsgebied en/of
de vloeistof, bieden wij u graag ondersteunend advies.
Bij een wissel van de installatie naar een andere vloeistof
moet op het volgende worden gelet:
Installaties die in vuil- en/of afvalwater zijn gebruikt,
moeten vóór toepassing in schoon water grondig
worden gereinigd.
Installaties die vloeistoffen met een gezondheidsrisi-
co hebben gepompt, moeten vóór een mediumwij-
ziging in het doorgaans worden gedecontamineerd.
Bovendien moet worden nagegaan of deze installatie
nog wel in een andere vloeistof mag worden toege-
past.
Bij installaties die worden gebruikt met een smeer- of
koelmiddel (bijv. olie), kan dit bij een defecte glijringaf-
dichting in de vloeistof terechtkomen.
Gevaar door explosieve vloeistoffen!
Het verpompen van explosieve vloeistoffen (bijv.
benzine, kerosine, etc.) is ten strengste verboden. De
producten zijn niet ontworpen voor deze vloeistoffen!

2.9. Geluidsdruk

De installatie heeft, naargelang afmeting en vermogen
(kW) tijdens het bedrijf een geluidsdruk van ca. 40 dB (A)
tot 70 dB (A). De werkelijke geluidsdruk is echter afhan-
kelijk van meer factoren. Dat zijn bijv. installatie- en op-
stellingswijze, bevestiging van toebehoren, persleiding,
werkpunt, dompeldiepte.
nEDlErlanDS | 53

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Diese Anleitung auch für:

Hbp 507Hbp 503Hbp 512

Inhaltsverzeichnis