Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Honeywell S4560 Bedienungsanleitung Seite 16

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Bedrading van branderautomaat (zie fig. 1., blz. 3)
1. De aardleiding heeft een grote zelfinductie vanwege zijn
grote lengte.
2. De hoogspanningskabel heeft een grote capacteits--
koppeling met andere bedrading.
Resultaat van 1. en 2:
Vonken en overslag op PCB.
Schade aan PCB.
ATTENTIE
Als de ontstekingsautomaat normaal lijkt te werken,
maar er geen vlam wordt waargenomen (en de
branderautomaat daardoor vergrendelt), controleer
dan of de polariteit van de voedingsaansluiting (fase--
en nul--leider) juist is door de steker om te keren.
Vonkafstand
Raadpleeg de aanwijzing van de toestelfabrikant voor
bepaling van juiste de vonkafstand bij
waakvlambrander/ontsteekelektrode.
Maximale afstand: 3.5 mm
Kontrole van de vlamstroom
Controleer na voltooiing van de inbouw en ook bij storingen
met behulp van een gelijkstroommicro--Ampèremeter (bijv.
Honeywell type W136) de vlamstroom, deze mag niet lager
zijn dan 0.7 ←A. De micro--Ampèremeter wordt aangesloten
tussen de branderautomaat en de vlamelektrode. Als de
vlamstroom onvoldoende is, controleer dan of de vlam de
vlamelektrode volledig omgeeft en er een betrouwbare
aardverbinding is tussen de brander en de branderautomaat.
Eindkontrole
Stel na inbouw en afstelling het toestel in bedrijf en controleer
de werking gedurende tenminste één complete bedrijfscyclus,
zodat u er zeker van bent dat het brandersysteem correct
functioneert.
OPMERKINGEN
De branderautomaat S4560 is uitsluitend bestemd voor
inbouw in gasverbruikstoestellen. Na inbouw dient voor de
ontsteek automaat de behuizingsklasse IP 40 te worden
aangehouden.
De branderautomaat moet voorzien zijn van een afzonderlijke
smeltveiligheid, de waarde dient afgestemd te zijn op het
opgenomen vermogen van de aangesloten toestellen, maar
mag nooit hoger zijn dan die van de interne smeltveiligheid.
Vervanging van componenten beinvloed de veiligheid c. q
betrouwbaarheid van het apparaat en is derhalve niet
toegestaan.
Om er van verzekerd te zijn dat de branderautomaat op de
lange termijn betrouwbaar zal werken, moet hij zodanig
ingebouwd worden, dat er sprake is van een lage
omgevingstemperatuur en geringe hittestraling.
Hoge temperaturen hebben een nadelige invloed op de
levensduur van de branderautomaat.
Om veiligheidsredenen moet een maximaalthermostaat in
serie worden geschakeld met de regelthermostaat om de
brander uit te kunnen schakelen in geval van oververhitting
Om radiostoring te onderdrukken, moet de branderautomaat
gemonteerd worden op een plaats waar deze voldoende is
afgeschermd tegen deze invloeden.
De elektrische specificaties van de aangesloten apparatuur
en luchttransportopnemer moeten voldoende zijn voor de
belastingen die door de branderautomaat worden
geschakeld.
De kontakten van de luchttransportopnemer geleiden de
stroom door de ventilator, de gasklep(pen) en het
ontstekingsmechanisme, maar schakelen deze stroom niet.
Het uitstralingsniveau, volgens EN 55014, opgewekt door de
elektrische onsteking, kan in sommige toepassingen hoger
zijn dan is toegestaan en moet daarom gekontroleerd worden.
Het aanbrengen van een EMC filter kan dan noodzakelijk zijn.

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis