Werbung
Informations concernant le modèle réel
A partir de 1937, les locomotives de la BR 41 furent conçues
par la DRG comme locomotives pour trains marchandises ra-
pides. Elles étaient censées accélérer le trafic marchandises.
Au total furent construites 366 machines, qui se révélèrent
très rapidement universelles, n'hésitant pas à remorquer des
trains rapides même dans les régions vallonnées.
Après la guerre, la majeure partie des 41 fut conservée
par la nouvelle DB. Malheureusement, leur chaudière ne
résistait pas au vieillissement. Mais étant donné qu'on était
encore loin de pouvoir se passer de ces machines, elles
furent équipées de nouvelles chaudières. La DB conçut donc
une nouvelle chaudière très performante avec chambre de
combustion dont elle équipa 103 machines à partir de 1957.
Afin d'améliorer encore la productivité et d'élargir le domaine
d'utilisation, 40 machines furent transformées pour la chauffe
au fuel. Avec l'introduction du système informatique pour
locomotives, les machines chauffées au fuel furent immatricu-
lées à partir de 1968 dans la série 042 afin de les distinguer de
celles chauffées au charbon.
De nombreuses locomotives de la BR 042 ont pu être
conservées, certaines sont même des locomotives musée
fonctionnelles.
Disposition des essieux
Longueur h.t. :
Vitesse maximale :
Masse en service :
Puissance nominale :
Année de construction :
Transformation :
1'D1'h2 (141)
23 905 mm
90 km/h
101,5 t
1 473 kW (1 975 ch)
à partir de 1937
à partir de 1957
Informatie over het voorbeeld
De locomotieven van de serie BR 41 werden vanaf 1937 door
de DRG ontwikkeld als snelle goederentreinlocomotieven.
Ze moesten er voor zorgen dat het goederenverkeer sneller
afgewikkeld werd. Er werden 366 machines gebouwd, die zich
al snel ontpopten als universele locomotieven en ook voor
sneltreinen in heuvelachtig terrein niet te stoppen waren.
Na de oorlog bleef het grootste deel van de eenenveertigers
bij de nieuwe DB. Helaas was de ketel van deze locs niet echt
ouderdomsbestendig. Aangezien men de machines nog niet
kon missen, werden de locs voorzien van nieuwe ketels. De
DB ontwikkelde daarom een nieuwe zware ketel met verbran-
dingskamer die vanaf 1957 in 103 machines werd ingebouwd.
Om de betrouwbaarheid en de inzetbaarheid te vergroten
werden 40 machines daarnaast ook nog omgebouwd voor
oliestook. Met de invoering van de computernummering voor
locomotieven kregen de olie gestookte locs uit de serie 41
vanaf 1968 het serienummer 042. Dit om ze te onderscheiden
van de kolengestookte die het serienummer 041 behielden.
Veel locomotieven van de serie 042 konden behouden blijven.
Enkele zowaar als bedrijfsklare museumlocs.
Asindeling
Lengte over de buffers
Maximumsnelheid
Dienstgewicht
Nominaalvermogen
Bouwjaar vanaf
Ombouw vanaf
1'D1'h2
23 905 mm
90 km/h
101,5 t
1 437 kW (1 975 pk)
1937
1957
3
Werbung
