3.5.5 Demping windsnelheid en dem-
ping windrichting
Afhankelijk van de
instelling wordt het
gemiddelde over de
in de tabel weerge-
geven periode afge-
beeld.
3.5.6 Selectie wijzertype
St07
Pt 0
Pt 1
Pt 2
Pt 3
Pt 4
Pt 5
Bij wijzertype 6 tot en met 10 wordt de wind-
richting niet digitaal weergegeven.
10
10.0312
St03
St04
en
:
demping
periode
d0
0 s
d1
4 s
d2
8 s
d3
16 s
d4
32 s
d5
64 s
:
Pt 6
Pt 7
Pt 8
Pt 9
Pt10
4 Calibratie
4.1 Inleiding
Voordat het instrument gebruikt kan worden,
dienen de volgende calibraties te worden uit-
gevoerd:
• Calibratie van de windrichting (altijd)
• Calibratie van de scheepssnelheid (optio-
neel)
Deze calibraties dienen slechts éénmaal plaats
te vinden.
4.2 Windrichting calibreren
Calibreer de windrichting bij windstil weer.
Vaar in een rechte lijn.
De (schijnbare) wind komt nu recht van voren.
Het instrument is ingeschakeld (zie hoofdstuk
3.1).
Druk 5 maal op de
SET toets.
St05
wordt kortston-
dig weergegeven.
De
windrichting
wordt weergegeven
met het aantal seg-
menten vanaf de '0'
(verdeling van de
schaal is 2x 70˚,
'Close Hauled') en in
graden vanaf de '0'.
Het aantal graden
knippert.
Windsnelheidsmeter/ windrichtingindicator WSD834
WSD834M135
WSD834M104