Werking van de PIR-sensor
De PIR-sensor, opgenomen in de inbouw-bewegingsmelder, reageert op temperatuurschom-
melingen in het detectiegebied, bijvoorbeeld als iemand of een huisdier in het detectiegebied
komt en waarvan de lichaamstemperatuur anders is dan de achtergrondtemperatuur van dat
detectiegebied.
Het gebied voor de herkenning van een beweging is afhankelijk van meerdere factoren:
• Plaats van montage (hoogte)
• Temperatuurverschil tussen het zich bewegende object en de achtergrond (omgeving)
• Grootte van het object
• Afstand van het object ten opzichte van de PIR-sensor
• Bewegingsrichting en -snelheid
• Omgevingstemperatuur (zomer/winter)
De horizontale detectiehoek van inbouw-bewegingsmelder bedraagt 130°, de verticale
detectiehoek bedraagt 60°. De reikwijdte is afhankelijk van de boven genoemde factoren en
bedraagt ongeveer 8 m.
Detectie van een temperatuurschommeling door glas heen is niet mogelijk. Zorg daarom voor
een geschikte montagepositie.
De PIR-sensor mag ook niet gericht zijn op spiegelende oppervlakken (ramen, water, e.a.) of
bewegende voorwerpen (vb. een straat met voorbijrijdende voertuigen) om een valse melding
te vermijden. Richt het registratiebereik van de PIR-sensor niet op een warmtebron of een
ander licht.
De aanbevolen montagehoogte bedraagt 1,8 tot 2,5 m maar is afhankelijk van de omstandig-
heden ter plaatse.
Het registratiebereik kan worden aangepast door de PIR-sensor te draaien. U kunt ook op de
lens van de PIR -sensor een ondoorzichtige afdekking (bv. een stuk isolatieband) aanbrengen
om het registratiebereik te beperken.
Om een optimale bewegingsherkenning te garanderen moet de LED-buitenschijnwerper zoda-
nig worden geplaatst, dat het te registreren object niet op de PIR-sensor afkomt, maar van links
naar rechts of omgekeerd eraan voorbij gaat.
Voorbereidingen voor montage en aansluiting
Raadpleeg het hoofdstuk „Veiligheidsvoorschriften"!
Let absoluut op de juiste montagepositie van de led-schijnwerper; monteer deze
slechts zo, dat de PIR-bewegingsmelder loodrecht naar beneden wijst. De pijlmar-
kering op de montageplaat moet loodrecht naar boven wijzen.
Monteer de buitenschijnwerper uitsluitend op een stabiele ondergrond, bijv. met-
selwerk. Gebruik - afhankelijk van de ondergrond - voor die ondergrond geschikte
schroeven en evt. pluggen.
Monteer de LED-buitenschijnwerper zodanig, dat kinderen er niet bij kunnen komen.
Kies de montagehoogte afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden.
De LED-buitenschijnwerper dient in de bouwkundige onderverdeling beveiligd te
worden met behulp van een 10/16 A-zekering. Daarvoor moet een verliesstroom-
schakelaar (FI-beschermingsschakelaar) zijn geschakeld.
De installatie van de LED-buitenschijnwerper mag alleen worden uitgevoerd als de
betreffende stroomgroep spannings-/stroomloos is. Hiervoor is het niet voldoende
om de lichtschakelaar op ‚uit' te zetten!
Schakel de elektrische voeding naar de kamerthermostaat op alle polen uit, door
de bijbehorende zekering te verwijderen resp. de zekeringautomaat uit te schake-
len; schakel vervolgens ook de bijbehorende aardlekschakelaar uit. Zorg ervoor dat
deze door onbevoegden niet weer kan worden ingeschakeld, bijv. met een waar-
schuwingsbord.
Controleer of de netaansluiting geheel spanningsvrij is met een geschikt meetappa-
raat.
Monteren en aansluiten
• Draai vervolgens de enige schroef aan de onderkant uit met een gepaste schroevendraai-
er (A).
• Hou aansluitend de regelknop ingedrukt(B) en trek de wandhouder eruit aan de lus (C).
• Maak aan de binnenkant van de wandhouder de beide schroeven van de trekontlasting
los (D).
• Verwijder de isolatie van de installatiekabel over een lengte van 3 cm; verwijder daarna de
isolatie van de enkele draden over een lengte van 6 mm.
Indien de door u gebruikte installatiekabel over een aardingsdraad beschikt, is die
niet nodig (ofwel afknippen of het uiteinde van de kabel zorgvuldig met isolatieband
omwikkelen om een kortsluiting te vermijden).
• Steek de installatiekabel door de gummidichting (E).
Belangrijk!
Let er op om het gat in de rubberen afdichting niet te groot te maken om een correc-
te afdichting te garanderen!
• Verbind het netsnoer met de netspanning met de schroefklemmen (bruine draad = L/fase,
blauwe draad = N/nulleiding.
• Verzeker de installatiekabel met de trekontlasting (G).
• Monteer de muurbeugel met twee geschikte schroeven en eventueel pluggen aan de muur,
bijv. naast de huisdeur (afstand tussen de gaten ca. 39,5 mm). De textiel lus moet daarbij
achter de wandhouder worden geplaatst (niet afknippen!).
Let in ieder geval op de juiste montagepositie van de wandhouder! Een pijlmarke-
ring op de wandhouder moet loodrecht naar boven wijzen; de kabelopening in de
wandhouder mag niet naar onderwijzen!
Zorg er bij het boren en vastschroeven voor dat er geen kabels of leidingen bescha-
digd worden.
Wanneer de installatiekabel niet in de muur is gelegd kan hij ook onderaan uit de
wandhouder worden weggeleid. daarom is de behuizing aan de onderkant een bé-
tje dunner zodat de halfronde plaats kunnen worden uitgebroken (bv. met een mesje
of een spitse tang).
• Hou de regelknop op de wandhouder ingedrukt en steek de LED-buitenschijnwerper in de
correcte richting op de wandhouder (de PIR-sensor moet naar onderen wijzen) tot de regel-
knop vastklikt.
• Draai de schroef die in het begin werd verwijderd opnieuw vast zodat de buitenschijnwerper
aan de wandhouder vastzit.
• Schakel de netspanning weer in. De LED-buitenschijnwerper wordt nu gedurende enige
seconden geactiveerd; vervolgens gaat het licht uit en is de buitenschijnwerper klaar voor
gebruik.
Het automatisch inschakelen van het licht gebeurt afhankelijk van de schakeldrem-
pel voor de omgevingshelderheid. Neem hiervoor de volgende twee hoofdstukken
in acht.
39,5 mm