Ontgrendelhefboom van de parkeerrem
naar omhoog duwen.
Indien het apparaat nog steeds met de
hand verschoven kan worden, is de par-
keerrem defect. Apparaat stilleggen en de
klantendienst contacteren.
Remmen
GEVAAR
Ongevalgevaar Druk de noodstopknop in
als het apparaat bij het rijden op een helling
onvoldoende remkracht toont:
Rijden
Om met het apparaat vertrouwd te raken,
de eerste rijpogingen op een open ruimte
ondernemen.
GEVAAR
Kantelgevaar bij de sterke hellingen.
In rijrichting mogen enkel stijgingen tot
10% bereden worden.
Kantelgevaar bij snel door de bochten rij-
den.
Slipgevaar bij natte bodems.
In bochten langzaam rijden.
Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.
Het apparaat uitsluitend op bevestigde
ondergrond bewegen.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
Dwars op de rijrichting mogen enkel stij-
gingen tot max. 10% bereden worden.
Op het standvlak stappen.
Gaspedaal niet indrukken.
Nood-stop-knop door draaien ontgren-
delen.
Sleutelschakelaar op „1" stellen.
Snelheidsbereik op de programmakeu-
zeschakelaar instellen.
Rijrichting met de rijrichtingschakelaar
op de bedieningsconsole instellen.
Om te rijden het gaspedaal voorzichtig
indrukken.
Overbelasting
Bij overbelasting wordt de motor van de
wielaandrijving na een bepaalde tijd uitge-
schakeld.
Apparaat 5 minuten laten afkoelen.
Polijsten
Op het standvlak stappen.
Gaspedaal niet indrukken.
Nood-stop-knop door draaien ontgren-
delen.
Sleutelschakelaar op „1" stellen.
LET OP
Beschadigingsgevaar voor vloerbedekking
Gebruik het apparaat niet ter plaatse.
Programmakeuzeschakelaar op de ge-
wenste functie draaien.
Rijrichting voorwaarts met de rijrichting-
schakelaar op de bedieningsconsole in-
stellen.
Gaspedaal bedienen en over het te rei-
nigen oppervlak rijden.
Buitenwerkingstelling
Apparaat op een egaal oppervlak neer-
zetten.
Sleutelschakelaar op '0' draaien en
sleutel uittrekken.
Vervoer
GEVAAR
Verwondingsgevaar! Voor het in- en uitla-
den van het apparaat mag het hellingsper-
centage van 10% niet overschreden wor-
den. Rijd langzaam.
VOORZICHTIG
Verwondings- en beschadigingsgevaar!
Neem bij het transport het gewicht van het
apparaat in acht.
Bij het transport in voertuigen moet het
apparaat conform de geldige richtlijnen
beveiligd worden tegen verschuiven en
kantelen.
Bevestigingspunten
Opslag
VOORZICHTIG
Gevaar voor lichamelijk letsel en beschadi-
ging! Let op het gewicht van het apparaat bij
opslag.
Het apparaat mag alleen binnen worden op-
geborgen.
Verzorging en onderhoud
GEVAAR
Verwondingsgevaar! Voor alle werken aan
het apparaat sleutelschakelaar op "0" zetten
en sleutel eraf halen. Trek de batterijstekker
uit.
Netstekker van het oplaadapparaat uittrek-
ken.
WAARSCHUWING
Verwondingsgevaar door nalopen van de
zuigturbine
Voer onderhoudswerkzaamheden pas uit
als de zuigturbine stilstaat.
Onderhoudsschema
Voor bedrijfsbegin:
Toestand van de banden controleren.
Toestand van de pads controleren.
Correcte positie van de pad controleren.
Correcte positie van de paddrijfschijf
controleren.
Controleren of de vergrendelingshendel
voor het vervangen van de paddrijfschijf
losgezet is.
Controleren of een filterzak (optie) aan-
gebracht is.
steekverbindingen van de zuigslang
controleren op dichtheid.
Gaspedaal, rem en stuurwiel op correcte
functioneren controleren.
Bij natte accu's het zuurpeil controleren
en indien nodig gedestilleerd water na-
vullen.
Batterijafdekking en bovenstuk van de
behuizing sluiten.
5
-
NL
Na bedrijfseinde:
Vullingsgraad van de filterzak (optie)
controleren, indien nodig vervangen.
Apparaat aan de buitenkant met een
vochtige, in mild zeepsop gedrenkte
doek reinigen.
Apparaat uitwendig controleren op be-
schadigingen.
Batterijen laden.
Alle 50 bedrijfsuren
Bovenkant van de batterijen reinigen.
Bij natte batterijen de zuurdichtheid con-
troleren.
Batterijkabel controleren op correcte po-
sitie.
Stofschort aan de politoerkop controle-
ren op slijtage en beschadigingen, in-
dien nodig vernieuwen (zie „Onder-
houdswerkzaamheden").
Alle 100 bedrijfsuren
Batterijruimte en behuizing van de batte-
rijen reinigen.
Alle 200 bedrijfsuren
Parkeerrem controleren. *
Gewrichten aan de ophanging van de
polijstkop reinigen.
Koolborstels en commutator van alle
motoren controleren op slijtage. *
Spanning van de stuurketting controle-
ren. *
Kettingspanning op de rijaandrijving
controleren. *
* Uitvoering door klantendienst.
Onderhoudswerkzaamheden
Onderhoudscontract
Ter verzekering van een betrouwbare wer-
king van het apparaat kunt u met het be-
voegde Kärcher-verkoopkantoor een onder-
houdscontract afsluiten.
Stofschort vernieuwen
1 Stofschort
Programmakeuzeschakelaar in stand
Rijden brengen.
Sleutelschakelaar op '0' draaien en sleu-
tel uittrekken.
Verbindingspunt van de stofschort zoe-
ken en een uiteinde naar onderen uit de
houders trekken.
Resterende stofschort horizontaal ver-
wijderen.
Nieuwe stofschort naar boven in de af-
zonderlijke houders duwen en vastzet-
ten.
Stofschort indien nodig met schaar of zij-
snijder verkorten.
39