Stap 2.
Schakel de stroom weer in doormiddel van
de hoofdschakelaar in de meterkast. De
aangesloten verlichting brandt dan
onmiddellijk omdat het systeem van de
PIR-unit door zijn zogenaamde "opwarmtijd"
gaat. Na ca. 2 min. gaat de verlichting weer
uit. Blijf echter buiten het detectie gebied
gedurende de "opwarmtijd".
Stap 3.
Loop heen en weer door het
detectiegebied op ongeveer 5 meter van
de PIR-unit. Zodra U in het detectiegebied
komt gaat de schijnwerper aan. Sta
onmiddellijk stil tot dat de verlichting weer
uit gaat. (ca. 5 seconden)
Fig. 14
Stap 4.
Begin dan weer te lopen. Elke keer dat U
door een zone loopt gaat de verlichting
weer branden zoals beschreven in "stap 3".
Stap 5.
Herhaal "stap 3 en stap 4". Loop volgens
onderstaande tekening. Hiermee stelt U
het detectiepatroon vast.
Stap 6.
Komt het gedetecteerde gebied niet
overeen met Uw behoefte, dan kunt U de
PIR-unit naar boven richten. Hierdoor
bestrijkt U een langere detectieafstand.
Om de detectieafstand te verkorten, richt
dan de PIR-unit meer naar beneden.
Is het detectiebereik zeer kort dan kan het
noodzakelijk zijn dat een gedeelte van de
lens van de PIR-unit gemarkeerd moet
worden (zie punt 1).
Stap 7.
Voer de "looptest" uit en pas de PIR-unit
zover aan tot het gewenste gebied is
afgebakend.
Opmerking:
Een PIR-unit reageert minder effectief op
het detecteren van de bewegingen van
een auto, die b.v de oprit op komt rijden.
Als U wenst dat Uw PIR-unit wel reageert
op deze bewegingen dan dient U de
stand van de PIR-unit aan te passen. Doe
dan opnieuw de test door de auto in en
uit het detectiegebied te rijden. De motor
van de auto dient dan wel op de normale
bedrijfstemperatuur te zijn.
26