Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Vereisten Voor Het Gebruik Van Het Dynamische Beheer Van Het Laadvermogen; Installatie En Aansluiting Van Het Apparaat; Algemene Installatievereisten - Gewiss JOINON WALLBOX I-CON DLM Bedienungs- Und Installationshandbuch

Ladestation für elektrofahrzeuge
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 130
6.6. VEREISTEN VOOR HET GEBRUIK VAN HET DYNAMISCHE BEHEER VAN HET
LAADVERMOGEN
Het oplaadstation kan worden ingesteld om het laadvermogen naar het elektrische voertuig dynamisch te behe-
ren. Om deze logica te implementeren, moet de elektrische installatie dienovereenkomstig worden voorbereid.
Het is noodzakelijk om een energiemeter (code GWD6812 of GWD6817) stroomopwaarts de elektrische installatie
te installeren die al het huishoudelijk verbruik kan meten. Deze energiemeter moet dan via een lijn RS485 op het
oplaadstation worden aangesloten om de communicatie op het Modbus-protocol mogelijk te maken.
Zie deel 7.2.3 voor meer details.

INSTALLATIE EN AANSLUITING VAN HET APPARAAT

7.
Voordat u de installatie van het apparaat verricht, moet u de verpakking verwijderen en er vooral op letten dat u
de behuizing niet beschadigt.
Controleer de afwezigheid van condensatie in de verpakking. Als condensatie aanwezig is, installeer het apparaat
dan alleen als het volledig droog is.
Alle installatiehandelingen moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de geldende richtlijn.
Alle handelingen waarbij zware gewichten worden verplaatst, moeten door twee personen worden uitge-
voerd.
De aansluiting moet worden uitgevoerd wanneer de spanning is uitgeschakeld en door gekwalificeerd
personeel.
Controleer nauwkeurig dat er geen spanning op het apparaat staat wanneer u erin moet werken.
Om de afwezigheid van spanning te meten, is het verplicht om diëlektrische handschoenen en een veilig-
heidsbril te dragen die zijn goedgekeurd voor elektrische risico's.

7.1. ALGEMENE INSTALLATIEVEREISTEN

• Het apparaat moet worden geïnstalleerd in een geschikte omgeving die voldoet aan de aanwijzingen die wor-
den beschreven in hoofdstuk "6. Voorbereiding voor de installatie van het apparaat". Bovendien moeten de
elementen die in de rest van de installatie worden gebruikt, compatibel zijn met het apparaat en moeten ze in
overeenstemming zijn met de toepasselijke wetgeving.
• De ventilatie en werkruimte moeten geschikt zijn voor de onderhoudshandelingen volgens de geldende richtlijn.
• De externe verbindingsapparaten moeten geschikt zijn, en ze moeten de afstand respecteren die is vastgelegd
in de geldende richtlijn.
• De diameter van de aansluitkabels moet geschikt zijn voor de maximum stroomsterkte.
• De installatie moet alles voorzien wat nodig is om de correcte werking van het oplaadstation te waarborgen op
basis van de gekozen en de gewenste modus van opladen. Als dit niet gegarandeerd wordt, zal de werking van
het station beperkt of niet mogelijk zijn.
237

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis