Problemen Oplossen - Snapper ESPV21 Sicherheitsanweisungen & Betriebsanleitung

PROBLEEM
De motor start niet met
het startkoord
De motor hapert of valt
uit nadat hij heeft
gedraaid
De motor verliest
kracht
Abnormale trilling
1. Ophoping van vuil op of rond de componenten van de
Maaier rijdt niet
(geen tractie)
(zelfrijdende modellen) 2. Transmissiekabel moet worden afgesteld.
3. Drijfriem moet worden vervangen.
4. Beschadigde transmissie
Transmissie maakt 1. Transmissiekabel moet worden afgesteld.
lawaai
2. Beschadigde transmissie.
(zelfrijdende modellen)
Rijsnelheid te hoog/te 1. Ophoping van vuil op of rond de componenten van de
laag; kan niet
worden afgesteld
(zelfrijdende modellen
2. Regeling rijsnelheid moet worden afgesteld.
met variabele snelheid)
3. Drijfriem moet worden vervangen.
4. Beschadigde transmissie.
1. De maaihoogte is te laag of te hoog.
Gras wordt slecht
gemaaid
2. De voorwaartse snelheid is te hoog.
3. Ongelijkmatig maairesultaat in zijwaartse richting.
4. Te sterke helling van het maaihuis van voor naar
5. Het mes is bot, versleten of beschadigd.
Slechte uitworp 1. De voorwaartse snelheid is te hoog.
van het gras
2. Het gras is nat.
3. Versleten of beschadigd mes.
4. Gemaaid gras of resten hebben zich onder het
5. Het verkeerde mes is geïnstalleerd.
6. Het mes is verkeerd geïnstalleerd.
De maaier verliest olie 1. Lekkend carter.

PROBLEMEN OPLOSSEN

WAARSCHIJNLIJKE OORZAAK
1. De brandstoftank is leeg.
2. De motor heeft choke of injector nodig.
3. De bougiekabel zit los.
1. De meshendel is losgelaten of wordt niet stevig tegen
de duwboom getrokken.
2. De brandstoftank is leeg.
3. De voorfilter of luchtfilter is vuil.
4. De bougie is defect of de elektrodenafstand is fout.
5. Het brandstofsysteem is vervuild door water, vuil of
slechte brandstof.
1. De voorfilter of luchtfilter is vuil.
2. De bougie is defect.
3. Het brandstofsysteem is vervuild door water, vuil of
slechte brandstof.
1. Beschadigd, slecht gebalanceerd of verbogen mes.
2. Losse onderdelen van de messen.
3. Losse of ontbrekende airlift (indien de machine ervan
voorzien is).
4. Oneffen of uitgerafelde riem.
snelheidsregeling.
snelheidsregeling.
achter.
maaihuis samengepakt.
1. Vul de brandstoftank met verse brandstof.
2. Gebruik de choke/injectorknop. Raadpleeg de
handleiding van de motor voor instructies.
3. Bevestig de bougiekabel aan de bougie.
1. De meshendel moet tijdens het gebruik van
de maaier altijd goed tegen de duwboom
worden getrokken.
2. Vul de brandstoftank met verse brandstof.
3. Reinig de filters.
4. Onderhoud de bougie.
5. Laat het brandstofsysteem leeglopen en reinig
het
1. Reinig of vervang de filters.
2. Onderhoud de bougie.
3. Laat het brandstofsysteem leeglopen en reinig
het.
1. Onderhoud het mes.
2. Draai de losse onderdelen vast.
3. Vervang de airlifts. Draai ze vast met het
juiste torsiekoppel.
4. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-dealer.
1. Maak schoon.
2. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-dealer.
3. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-dealer.
4. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-dealer.
1. Stel de transmissiekabel af.
2. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-dealer.
1. Maak schoon.
2. Stel de rijsnelheid af.
3. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-dealer.
4. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-dealer.
1. Stel de maaihoogte bij.
2. Verplaats de toerenhendel naar een lagere
versnelling.
3. Stel de maaihoogte bij met de hendels voor de
afstelling van de hoogte.
4. Stel de maaihoogte bij met de hendels voor de
afstelling van de hoogte.
5. Slijp het mes of vervang het.
1. Verplaats de toerenhendel naar een lagere
versnelling.
2. Maai als het gras droog is.
3. Onderhoud het mes.
4. Het maaihuis reinigen.
5. Installeer het juiste SNAPPER mes.
6. Installeer het mes correct.
1. Raadpleeg uw erkende SNAPPER-
distributeur.
2. De aftapplug controleren en vastdraaien.
3. Zorg dat de peilstok of de oliedop goed zijn
aangebracht.
14
OPLOSSING