F) Pas Bodemgesteldheid Aan - Ground; G) Differentiatie Instellen - Discrimination - Renkforce MD 200 Bedienungsanleitung

f) Pas bodemgesteldheid aan - GROUND

De bodemgesteldheid heeft over het algemeen verschillende kenmerken, afhankelijk van de mineralen die ze
bevatten, de locatie en andere factoren, zoals het zoutwatergehalte. IJzerhoudende bodems produceren een signaal
in de metaaldetector dat sterker kan zijn dan een signaal van een metalen voorwerp. Dit fenomeen vindt u vooral
in een bodem met veel zout water. Dit soort bodems hebben echter meestal een zeer constante faseverschuiving,
zodat ze bij een exacte instelling van de bodemgesteldheid kunnen worden genegeerd. Signaaldiscriminatie
van een metaalsignaal van het achtergrondsignaal is mogelijk. Om ongewenste signalen en storingen door de
bodemgesteldheid te blokkeren, kunt u de instelling voor de bodemgesteldheid variëren op de metaaldetector. Ga
daarbij als volgt te werk:
• Draai de draairegelaar MODE (16) rechtsom om de metaaldetector in te schakelen. Schakel een stad verder om
naar de bedrijfsmodus "VLF" te schakelen.
• Draai de draairegelaar VOLUME (13) met de klok mee (ongeveer een derde).
• Zorg ervoor dat de batterijtestschakelaar (14) in de stand "OPERATE" is gezet.
• Houd de zoeksonde (1) in het detectiebereik (3 - 5 cm) op een representatief punt van ondergrondse en
bovengrondse storingsbronnen (metalen, enz.) verwijderd boven de grond en bekijk het analoge display (21).
• Als de analoge wijzer op het analoge display naar rechts slaat in het bereik "NON-FERROUS", bevat de bodem
weinig ijzer. Draai de draairegelaar GROUND (7) linksom, om dit te compenseren. Als het echter links slaat in het
bereik "Ferrous", is de bodem ijzerhoudend. De draairegelaar moet nu met de klok mee worden gedraaid, om
storingen van de detectie door het natuurlijke ijzergehalte te compenseren.
• Til daarna de zoeksonde (1) ca. 50 cm van de bodem weg en houd hem tegelijkertijd uit de buurt van bovengrondse,
metalen en andere storingsbronnen (bijv. elektrisch gereedschap enz).
• Druk vervolgens op de drukknop (9), om de wijzer terug in de neutrale stand te zetten.
• Herhaal de bovenstaande stappen totdat de wijzer in de nulpositie blijft staan, als de zoeksonde (1) zich boven de
grond binnen het detectiebereik (3 - 5 cm) beweegt op een representatieve plek of zich hiervan verwijdert. De wijzer
moet dan altijd op of vlakbij de nulstand blijven staan.
Na het maken van de instellingen voor het aanpassen van de bodemgesteldheid, mag u de draairegelaar
GROUND (7) niet meer veranderen totdat uw zoekopdracht bij dit bodemtype is voltooid. Houd deze
instelling dus zolang u op hetzelfde type bodem zoekt. Pas de instelling voor de bodem op dezelfde manier
aan als hierboven beschreven als u op zoek bent bij bodems met andere eigenschappen.

g) Differentiatie instellen - DISCRIMINATION

De metaaldetector kan worden aangepast voor de reactie bij het lokaliseren van verschillende metalen. De
detectiemodus "TR1" dient voor de lokalisatie van alle soorten metaal. Begin altijd eerst met zoeken in deze modus.
Zodra u de geschatte locatie van het metaal heeft gevonden, gebruikt u de draairegelaar MODE (16) op "TR2" om
fijner onderscheid te maken tussen de metalen. Ga voor het instellen van de differentiatie als volgt te werk:
• Zet de draairegelaar DISCRIMINATION (15) tussen 12 en 15 uur in de detectiemodus "TR1" om alle soorten
metalen te detecteren.
• Een geluidssignaal klinkt en de wijzer van het analoge display (21) slaat met de klok mee uit, als een metaal van
welke soort dan ook wordt gevonden.
• Wanneer u de "TR2" modus heeft ingesteld, kunt u een fijnere differentiatie van het metaal uitvoeren. Met de
draairegelaar DISCRIMINATION (15) wordt de differentiatiedrempel tussen verschillende soorten metaal ingesteld.
Draai hiervoor de draairegelaar DISCRIMINATION (15) rechtsom om de metaaldifferentiatie te verfijnen, bijv.
tussen aluminium en goud.
77