9. Algemeen gebruik
a) LED-indicatielampje (3)
• Tijdens het gebruik geeft het LED-indicatielampje (1) afwisselend de spanning en stroom weer.
• Door eenmaal op de SET-knop (2) te drukken, kan de huidig weergegeven waarde worden aangehouden. Door
opnieuw op de SET-knop (2) te drukken, keert de weergave naar de bovengenoemde modus terug.
• Het scherm schakelt zich na ca. 5 minuut uit. Om in te schakelen drukt u op de SET-knop (2).
• Wanneer de uitgangsstroom kleiner is dan 1 A, wordt op het scherm (1)
• Het indicatielampje kan in de omzetter- of laadmodus en bij open uitgang oplichten.
In de laadmodus betekent dit dat de accu vol is.
b) Spanningscompensatie
De uitgangsspanning kan op de DC-DC-omzetter fijn worden ingesteld. Wanneer de verbruiker of accu verder ver-
wijderd is, kan de spanningsbepalingsterminal (S-, S+) worden gebruikt om de stabiliteit van de lastspanning te
vrijwaren.
c) Alarmaansluiting
Voor de DC-DC-omzetter in de onderspanningsbeveiligingsmodus overgaat en zich-
zelf uitschakelt geeft de alarmaansluiting een onderspanningsalarm (F05) met een
spanning van 13,5 V/0,25 A uit. Aan deze contacten kan bijvoorbeeld een LED sig-
naalgever of relais voor alarmering op afstand worden aangesloten. Het alarm wordt
ingeschakeld, wanneer een lagere spanning dan 21 V is verbonden en wordt gedeac-
tiveerd van zodra de spanning hoger is dan 25 V.
48
weergegeven.