Backlight: hiermee kunt u opnamen maken als het onderwerp zich
voor een lichtbron bevindt.
Black/White (B/W): overschakelen naar een zwart-witbeeld.
Classic: overschakelen naar sepiakleuren.
Negative: het beeld wijzigen in een negatief.
RICHTLIJN
Om te voorkomen dat het beeld trilt, dient u de camera
voor opnamen in de modus nachtportret op een vlakke,
stabiele ondergrond te plaatsen of een statief te gebruiken.
Witbalans (WB)
De camera stelt de witbalans van de beelden automatisch in.
Er kunnen drie instellingen handmatig worden doorgevoerd.
Auto: de camera stelt de witbalans automatisch in.
Daylight: voor opnamen in open lucht.
Fluorescent: voor opnamen bij kunstlicht.
Tungsten: voor opnamen bij gloeilamplicht.
ISO
De camera stelt de ISO-gevoeligheid van de beelden automatisch in
(instelling AUTO).
Er kunnen twee instellingen handmatig worden doorgevoerd
(800/1600).
Druk op een van de beschikbare ISO-instellingen.
36