Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Sygonix 1518459 Bedienungsanleitung Seite 11

Mini-rauchwarnmelder
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

• Plaats de rookmelder in de directe omgeving van de slaapkamer. Probeer bovendien de
vluchtroutes uit de slaapkamers veilig te maken, omdat deze ruimtes zich meestal het verst
van de uitgang bevinden. Als er meer dan een slaapkamer is, brengt u in iedere slaapkamer
nog een rookmelder aan.
Dit geldt ook voor ander kamers met slaapgelegenheid (zoals kinderkamers, logeerkamers
enz.).
• Breng rookmelders aan om trappen te beveiligen, omdat trappenhuizen gemakkelijk als
schoorsteen voor rook en vuur kunnen functioneren en zo bijdragen aan verdere uitbreiding.
• Let erop dat u minimaal een rookmelder aanbrengt op elke etage.
• Breng een rookmelder aan in elke kamer waarin zich een elektrisch apparaat of gebruiks-
voorwerp bevindt (bijv. televisietoestel in de woonkamer). Juist bij dergelijke apparaten be-
staat vaak het gevaar van sterke, giftige rookontwikkeling.
• Het is aan te bevelen om in grote ruimtes meer dan één rookmelder te installeren.
• Rook en andere verbrandingsproducten stijgen op naar het plafond van de kamer en ver-
spreiden zich horizontaal. Breng de rookmelder op het plafond in het midden van de kamer
aan, omdat dit punt het dichtst bij alle andere punten in de ruimte ligt.
• In gewone woonhuizen is de minirookmelder aan het plafond te monteren, om optimale ze-
kerheid te bieden. In caravans of campers kan montage op de verticale wanden echter nuttig
zijn om een warmtebarrière te vermijden die zich bij het plafond kan vormen.
• Bij montage aan het plafond moet u erop letten, dat de minirookmelder minimaal 100 cm van
iedere zijwand verwijderd is. Bij montage op een muur mag de minirookmelder maximaal
30 cm onder het plafond hangen.
• Op zolder moet u er bij een schuin plafond op letten, dat de minirookmelder niet verder dan
90 cm onder het hoogste punt wordt geplaatst. Het is voor ruimtes met zeer schuine plafonds
aan te raden om een rookmelder te monteren op elke schuine zijde.
Afgeraden montageplaatsen voor rookmelders
U moet de volgende montageplaatsen vermijden:
• Keuken/bad en WC: De in deze ruimtes aanwezige kook- en waterdampen kunnen een vals
alarm veroorzaken. Bovendien kan er opbouw in de sensor ontstaan.
• Garages: In garages kunnen de uitlaatgassen van voertuigen een vals alarm veroorzaken
• In de buurt van deuren, vensters, verwarmingen of airconditioning
• Ruimtes waarin de temperatuur heel laag of heel hoog is
• Puntgevels: Hier kan zich warme lucht ophopen (bijv. in de zomer of bij verwarming van het
huis), wat voorkomt dat de rook van een gevaarlijke smeulende brand bij de minirookmelder
kan komen.
• Daken van o.a. caravans: Zonlicht verwarmt het plafond van de ruimte en daarmee ook de
lucht in het bovenste deel van de caravan. Door de warme lucht kan de rook van een gevaar-
lijke smeulende brand niet bij de rookmelder komen.
• Muren van onroerend goed: Hierbij wordt de rook laat waargenomen, wat de alarmering
vertraagt. Zoals hierboven beschreven raden wij montage aan het plafond aan.
• Hoeken in gebouwen: Hierbij wordt de rook laat waargenomen, wat de alarmering vertraagt.
• Ontoegankelijke delen, die verhinderen de testknop te gebruiken.
Aanbrengen van de typeplaatjes
De levering omvat meerdere typeplaatjes in verscheidene talen.
Breng voor de montage het voor u geldende typeplaatje aan op de onderkant van de minirook-
melder aan, plak dit over het aanwezige (Duitstalige) typeplaatje.
Montage van de minirookmelder, ingebruikname
Neem voor de montage altijd de voorgaande hoofdstukken uit deze handleiding in
acht.
• Gebruik de meegeleverde montageplaat als boorsjabloon en teken de boorgaten op de plaats
van de twee aan de buitenkant verzonken openingen (afstand tussen de gaten 32 mm).
• Bevestig de montageplaat met twee geschikte schroeven en eventueel pluggen.
Zorg er bij het vastschroeven of boren voor dat er geen kabels of leidingen bescha-
digd worden.
Uit veiligheidsoverwegingen adviseren wij geen kleefpads of magneetplaten te ge-
bruiken bij de montage.
In de montageplaat bevindt zich een kleine kunststof pen, zie
afbeelding rechts.
Wanneer u deze er voorzichtig uitbreekt, dan kan deze later
(nadat de minirookmelder op de montageplaat bevestigd is) in
een kleine opening gestoken worden.
Dit verhindert, dat de minirookmelder te makkelijk
van de montageplaat loskomt (bijv. door spelende
kinderen).
De opening voor de kunststof pen vindt u aan de
rand van de behuizing bij de testknop, zie afbeel-
ding rechts.
• Plaats de minirookmelder op de montageplaat (alleen
mogelijk in twee 180° ten opzichte van elkaar gedraaide
posities).
• Draai de minirookmelder een klein stuk naar rechts met de
klok mee, zodat deze vastdraait in de montageplaat.
Voor het aanzetten en afstellen bedient een kleine kunststof neus in de montage-
plaat een schakelaar in de minirookmelder. De vast ingebouwde en niet verwissel-
bare batterij wordt daardoor met de elektronica verbonden.
• Hierna is de minirookmelder klaar voor gebruik. Voer nog een functietest uit, zie volgend
hoofdstuk.
• De LED in de testknop licht ca. elke 48 seconden kort op, om aan te tonen dat de minirook-
melder probleemloos functioneert.
Functietest doorvoeren
Test de minirookmelder eenmaal per week, waarbij u de kleine testknop aan de zijkant kort
indrukt. De minirookmelder geeft daarna 5 geluidssignalen af, bovendien knippert de LED in
de testknop 5 maal.
Gebruik nooit bijv. een aansteker o.i.d. om een functietest uit te voeren. Dit kan
leiden tot brand of een beschadiging van de minirookmelder.
Let op, de geluidssignalen zijn zeer luid!
Vals alarm
Sigarettenrook of damp die vrijkomt bij het koken kan de minirookmelder activeren. Een vals
alarm kan ook optreden door stofontwikkeling bij slijpwerkzaamheden (zoals bij het renoveren
van een ruimte) en door het gebruik van te veel haarlak/deodorant in een ruimte.
Als de minirookmelder alarm geeft, controleert u eerst of er daadwerkelijk een brandhaard is.
Als u rook of een brand ontdekt, informeert u eerst uw gezinsleden als die aanwezig zijn en
verlaat u allen het gebouw. Bel de brandweer. Als er brand is of als er rookt hangt, controleert
u of het alarm kan zijn afgegaan door de boven vermelde oorzaken.
Dempen
De minirookmelder kan op stil gezet worden, bijv. wanneer het alarm door damp bij het koken
o.i.d. wordt geactiveerd en niet bij een „echte" brand.
Houd tijdens het alarm de testknop gedurende 3 seconden ingedrukt. Daarop wordt het alarm
beëindigd en gedurende 10 minuten wordt de gevoeligheid van de sensoren in de minirookmel-
der gereduceerd. Tijdens deze periode knippert de LED in de testknop elke 8 seconden kort.
Wanneer de rookconcentratie binnen deze 10 minuten zeer sterk stijgt, dan knippert
de LED 4 maal, daarna wordt de alarmfunctie weer geactiveerd, de minirookmelder
geeft 5 geluidssignalen af, bovendien knippert de LED in de testknop 5 maal.
Na het verlopen van de 10 minuten wordt de dempfunctie automatisch beëindigd en functio-
neert de rookmelder weer normaal. Indien er na het verlopen van de 10 minuten nog rookdeel-
tjes in de meetkamer zijn, dan start het alarm opnieuw.
Tijdens het dempen is een functietest nog steeds mogelijk.

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis