Kleurmodi
De scène kan in verschillende kleurmodi worden weergegeven. Om de
waarnemingsmodus te wijzigen, drukt u kort op de menuknop (8). Bij een wijziging
wordt de geselecteerde modus gedurende ca. 2 seconden als tekst op het display
weergegeven. Onder het systeem-menupunt "Color Modes" kunt u de gewenste modi
activeren of deactiveren. Bij het wijzigen met de menuknop (8) worden alleen de
actieve modi doorlopen. De volgende kleurmodi zijn beschikbaar:
White Hot: koude gebieden worden zwart en warme gebieden wit
•
weergegeven.
•
Black Hot: koude gebieden worden wit en warme gebieden zwart
weergegeven.
•
Red Hot: koude gebieden worden zwart en warme gebieden wit weergegeven.
Bovendien worden de warmste gebieden geel tot rood weergegeven.
•
Rainbow: een kleurrijk kleurenpalet toont koude gebieden zwart tot blauw en
warme gebieden geel tot wit.
•
Red Hue: Hier worden koude gebieden zwart en warme gebieden rood
weergegeven.
•
Green Hue: Hier worden koude gebieden zwart en warme gebieden groen
weergegeven.
•
Dark Hue: Hier worden koude gebieden in een sepiakleur en warme gebieden in
violet weergegeven.
•
Night Eye: Dit is een combinatie van White Hot en Black Hot. Hier worden
koude gebieden zwart tot donkerbruin en warme gebieden in sepia tot lichtbruin
weergegeven.
Opnamemodus
U heeft de mogelijkheid om foto- en video-opnamen te maken.
Om een foto te maken, drukt u eenmaal kort op de opnameknop (6), er verschijnt
een fotosymbool op het display. Om een video op te nemen, drukt u lang op de
opnameknop (6), er verschijnt een videosymbool op het display. Tijdens een video-
opname kunnen ook foto's worden gemaakt door kort op de opnameknop (6) te
drukken; ter bevestiging verandert het videosymbool kort in het fotosymbool.
Aanwijzing: Langere video-opnamen worden bij het opslaan automatisch opgesplitst
in meerdere kleinere bestanden van elk 10 minuten.
Fotomodus
Menu
Door de menuknop (8) lang ingedrukt te houden, wordt het hoofdmenu op het display
weergegeven. Kijk hierbij door de zoeker (10). De volgende keuzemogelijkheden zijn
beschikbaar in het hoofdmenu:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
2
Videomodus
•
X
Met de pijltoetsen (7) en de menuknop (8) kan door het hoofdmenu worden
genavigeerd. Druk op de rechter pijltoets (7) om omlaag te scrollen. Druk op de linker
pijltoets (7) om omhoog te scrollen.
Door kort op de menuknop (8) te drukken, selecteert u een menupunt. Zo gaat u naar
het submenu. Configureer de instellingen met de pijltoetsen (7).
Door kort op de menuknop (8) te drukken, bevestigt u de keuze en keert u terug naar
het hoofdmenu.
Door lang op de menuknop (8) te drukken, verlaat u het hoofdmenu en keert u terug
naar de waarnemingsmodus.
Brightness: Stel hier de helderheid van het display in. U kunt kiezen uit tien
helderheidsniveaus. Op niveau 1 is de helderheid het laagst. Op niveau 10 is de
helderheid het hoogst.
Contrast: Pas hier het contrast van de scène aan. U kunt kiezen uit tien
contrastniveaus. Op niveau 1 is het contrast het laagst. Op niveau 10 is het
contrast het hoogst.
Hot Tracking: Selecteer "Hot Tracking" om in de waarnemingsmodus het
warmste punt van de scène te markeren met een klein, rood vierkantje.
Auto Calibration: Stel hier de handmatige ("Auto Calibration" = "Off") of
automatische kalibratie ("Auto Calibration" = "On") in.
Scene Mode: Kies uit drie verschillende modi.
•
Universal – standaardmodus voor de algemene waarneming.
•
Detect – De Detect-modus produceert een beeld met hoog contrast om
warmtesignaturen beter zichtbaar te maken.
•
Fog – De mistmodus verbetert het beeld bij hoge vochtigheid of mist
door de gevoeligheid van de sensor te verhogen, zodat het doelsignaal
gemakkelijker te zien is.
Universal
Detect
U kunt ook door de verschillende modi schakelen door tegelijkertijd op de pijl
naar rechts (7) en de menuknop (8) te drukken.
Movement Alert: Het bewegingsalarm spoort de warmste warmtebron in het
beeld op en waarschuwt de gebruiker wanneer die warmtebron beweegt.
P.I.P. (Picture in Picture): Een centraal gedeelte van het beeld wordt met een
factor 2 vergroot en in een klein vergrotingsvenster op het display weergegeven.
WLAN: Schakel WLAN in/uit. Wanneer WLAN is ingeschakeld, biedt het
apparaat een hotspot om een verbinding vanaf een ander apparaat (bijv.
smartphone) mogelijk te maken.
Compass: Activeer het kompas om u te oriënteren aan de hand van de
windrichtingen.
2
System: Pas hier systeemrelevante instellingen, bijv. voor taal, tijd en
X
fabrieksinstellingen aan.
Fog
39 | 100
NL