HEIDENHAIN ND 1100 QUADRA-CHEK Kurzanleitung Seite 16

ND 1100 QUADRA-CHEK
Instellen
Taal instellen
Het gewenste Taalveld selecteren,
softkey JA indrukken en met de ENTER-
toets bevestigen.
2. Wachtwoord invoeren
• Met de PIJLTOETSEN naar het
submenu WACHTWOORD navigeren.
• Het veld WACHTWOORD selecteren,
wachtwoord invoeren en op ENTER
drukken.
• Bij gebruik van een machinereferen-
tiepunt voor de stapsgewijze lineaire
foutcompensatie (SLEC) OP NUL
ZETTEN BIJ START activeren.
3. Instelling van meetsysteem
• Met de PIJLTOETSEN naar het
submenu MEETSYSTEEM navigeren.
• As selecteren en parameters van
meetsysteem invoeren.
• Instelling voor alle assen herhalen.
4. Afdrukken met tastsysteem
(optioneel)
Bij gebruik van tastsystemen kunnen de
posities bij contact van de taster worden
afgedrukt.
• Met de PIJLTOETSEN naar het
submenu AFDRUKKEN navigeren.
• Kantherkenningsparameters voor het
afdrukken van de aspositie bij contact
van de taster invoeren.
5. Haaksheid kalibreren
• Meetnormaal voor kalibratie van de
haaksheid bij de referentieas uitrichten.
• MENU- toets, daarna softkey SETUP
indrukken en naar het submenu RWK
navigeren.
• MASTER-AS selecteren, HOEK voor
meetnormaal invoeren en de softkey
LEREN indrukken.
• De instructies op het beeldscherm
volgen.
2
All manuals and user guides at all-guides.com
6. Foutcompensatie
Voor correctie van meetsysteem- en
machinefouten kan de lineaire of
stapsgewijze lineaire foutcompensatie
worden gebruikt (zie ook
apparaathandboek ND 1100).
7. Maatfactor
De lineaire maatfactor kan worden
gebruikt bij de meting van delen die
worden vergroot of verkleind.
• MENU- toets, daarna softkey SETUP
indrukken en naar het submenu
MAATFACTOR navigeren.
• De gewenste FACTOR invoeren, het
veld ACTIEF selecteren en op de
softkey JA drukken om de maatfactor
te activeren.
8. Weergaveformaat
• MENU- toets, daarna softkey SETUP
indrukken en naar het submenu
WEERGAVE navigeren.
• Weergaveresoluties en overige
parameters invoeren.
Aanwijzing:
Behalve deze minimaal vereiste
parameters vindt u nog meer setup-
functies in het apparaathandboek
ND 1100.
Positiemeting voorbereiden
1. ND 1100 inschakelen
• Aansluitingen van de ND 1100
controleren.
• Druk op de NETSCHAKELAAR om
de ND 1100 in te schakelen. Daarna
de toets FINISH indrukken om de
weergave "Actuele positie" te openen.
2. Machinereferentiepunt zoeken
(optie)
De tafel verplaatsen om de
referentiemerken te passeren of
aanslagen te zoeken, wanneer het
systeem zo is ingesteld dat bij het
starten een machinereferentiepunt
wordt vastgelegd.
Aanwijzing:
Bij gebruik van de foutcompensatie
SLEC is een reproduceerbaar
machinereferentiepunt (nulpunt) vereist.
Zie ook apparaathandboek ND 1100.
3. Maateenheid selecteren
Softkey INCH/MM indrukken om tussen
inch en millimeter om te schakelen.
4. Referentiepunt selecteren
Met de softkey ABS/INC kunt u tussen
de beide werkstanden omschakelen.
Bediening
Referentiepunt vastleggen
Een actuele tasterpositie kan op
nul worden gezet of er kan een
waarde worden ingesteld die dan als
referentiepunt wordt gebruikt.
1. Positiewaarde op nul zetten
Draadkruis of tastsysteem
naar de gewenste
referentiepuntpositie
verplaatsen en op de
desbetreffende AS-toets
drukken om de positie op
nul te zetten.
2. Waarde instellen
• Draadkruis of tastsysteem naar de
gewenste referentiepuntpositie
verplaatsen en op de softkey PRESET
drukken.
• Op de astoets drukken voor de as
waarvoor de waarde moet worden
ingesteld.
• Een waarde invoeren en op de
ENTER-toets drukken.
Positie registreren
Een positie wordt met het draadkruis of
een tastsysteem geregistreerd.
1. Puntopname met draadkruis
De tafel zo verplaatsen dat het
draadkruis zich boven het gewenste
punt bevindt. De positie verschijnt op
het LCD-display.
2. Registratie door tastsysteem
• Het tastsysteem naar het gewenste
punt verplaatsen. De positie verschijnt
op het LCD-display.
• Wanneer de functie AFDR. GRENS
in het setup-submenu AFDRUKKEN
is geactiveerd, wordt de positie bij
contact van de taster afgedrukt.
Resultaatrapporten
Op de toets VERZENDEN
drukken om de geregistreerde
posities op een USB-
printer af te drukken of de
positiegegevens via de seriële
interface V.24/RS-232 naar een
pc te zenden. Het formaat
van de afdruk of het rapport
wordt in het setup-submenu
AFDRUKKEN vastgelegd.