Nederlands
Contact met
–
plantenbeschermingsmiddelen
voorkomen – met
plantenbeschermingsmiddel
vervuilde kleding direct verwisselen
Alleen werken als het windstil is
–
Ongunstige weersomstandigheden
kunnen tot verkeerde concentratie van
het plantenbeschermingsmiddel leiden.
Overdosering kan leiden tot schade aan
planten en milieu. Een te lage dosering
kan leiden tot het uitblijven van
resultaten.
Om schade aan het milieu en planten te
voorkomen, het apparaat nooit
gebruiken:
Bij wind
–
Bij temperaturen boven de 25 °C in
–
de schaduw
Bij direct zonlicht
–
Om schade aan het apparaat en
ongelukken te voorkomen, het apparaat
nooit gebruiken met:
Ontvlambare vloeistoffen
–
Stroperige of plakkerige vloeistoffen
–
Etsende en zuurhoudende
–
middelen
Vloeistoffen, die warmer zijn dan
–
50 °C
Opslag
Bij een werkonderbreking het
–
apparaat niet blootstellen aan direct
zonlicht en warmtebronnen
Spuitmiddelen nooit langer dan een
–
dag in het spuitmiddelreservoir
laten zitten
74
Spuitmiddelen alleen in hiervoor
–
goedgekeurde flessen/blikken
opslaan en transporteren
Spuitmiddelen niet opslaan in
–
flessen/blikken bestemd voor
levensmiddelen, drank en
voedermiddelen
Spuitmiddelen niet opslaan bij
–
levensmiddelen, drank en
voedermiddelen
Spuitmiddelen uit de buurt houden
–
van kinderen en dieren
Het apparaat afgetapt en
–
schoongemaakt opbergen
Het spuitmiddel en het apparaat zo
–
opbergen, dat onbevoegden hier
geen toegang toe hebben
Het spuitmiddel en het apparaat
–
droog en vorstvrij opbergen
Milieuverantwoord afvoeren
De resten van het spuitmiddel en de
spoelvloeistoffen van het apparaat niet
in open water, afvoeren, sloten,
greppels en goten en drainagesystemen
laten stromen.
Spuitmiddelresten en gebruikte
–
reservoirs volgens de plaatselijke
voorschriften voor afval
milieubewust afvoeren
Apparaat vervoeren
Altijd de motor afzetten.
Bij vervoer in voertuigen:
Het apparaat zo beveiligen dat het
–
niet kan omvallen, worden
beschadigd en er ook geen benzine
uit kan lopen
Het spuitmiddelreservoir moet leeg
–
en schoon zijn
Tanken
Benzine is bijzonder licht
ontvlambaar – uit de
buurt blijven van open
vuur – geen benzine mor -
sen – niet roken.
Voor het tanken de motor afzetten.
Niet tanken zolang de motor nog heet is
– de benzine kan overstromen –
brandgevaar!
De tankdop voorzichtig losdraaien,
zodat de heersende overdruk zich
langzaam kan afbouwen en er geen
benzine uit de tank kan spuiten.
Uitsluitend op een goed geventileerde
plek tanken. Als er benzine werd
gemorst, het motorapparaat direct
schoonmaken – de kleding niet in
aanraking laten komen met de benzine –
anders direct andere kleding
aantrekken.
Op lekkages letten! Als er
benzine weglekt de motor
niet starten – levensge -
vaar door verbranding!
Na het tanken de
schroef-tankdop zo vast
mogelijk aandraaien.
SR 420