Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Ghibli & Wirbel R R 300 FD Handbuch Für Gebrauch Und Wartung Seite 81

Inhaltsverzeichnis

Werbung

BATTERIE
Prüfung des Ladezustandes der Batterie
Da zwischen dem spezifi schen Gewicht des Elektrolyts und dem Batterielade-
zustand eine direkte Verbindung besteht, gilt die Messung des spezifi schen
Gewichts des Elektrolyts als effi ziente und korrekte Kontrolle des Ladezustandes
der Batterie. Bei geladener Batterie in normalem Zustand und bei richtigem Ni-
veau des Elektrolyts beträgt die Dichte des Elektrolyts ca. 1.260 (30° Bè), auf 30°
C bezogen. Wenn die Dichte zwischen 1.26 (30° Bè) und 1.20 (24 Bè) liegt, ist
die Batterie teilweise geladen, wenn die Dichte unter 1.14 (18° Bè) liegt, ist die
Batterie leer.
Messung der Dichte
Die Messung der Dichte des Elektrolyts stellt die wichtigste Kontrolle der Batte-
rie dar. Diese Messung muss daher mit einem Dichtemessgerät höchst sorgfältig
durchgeführt werden: das Messgerät entnimmt ausreichend Elektrolyt, um den
Schwimmer zum schwimmen zu bringen. Darauf achten, dass die Spitze des
Schwimmers nicht die Gummibirne berührt oder an den Glaswänden hängen
bleibt. Sollte nach einem Zusatz von destilliertem Wasser eine Dichtemessung
vorgenommen werden, muss gewartet werden, bis die Dichte der ganzen Flüss-
igkeit homogen ist.
Wasser nachfüllen
Nachdem die Batterie geladen wurde, muss in jede Batteriezelle destilliertes
Wasser eingefüllt werden, damit die Flüssigkeit 6 mm über die Platten reicht.
Anfangs wird dieser Vorgang nach jeder Ladung durchgeführt, danach kann die
Auff üllung je nach Erfahrung der verantwortlichen Person variieren, jedoch darf
nie mehr als eine Woche vergehen.
Ladegrenzen
Falls die Dichte nach einem Arbeitstag nicht unter 1.24 (28° Bè) gesunken ist,
muss die Batterie nicht aufgeladen werden. Der meist verbreitete Missbrauch
der Batterie ist die Überladung. Das ständige Wiederholen eines solchen Vor-
gangs kann die Lebensdauer der Batterie drastisch reduzieren. Die maximale
empfohlene Temperatur ist 45° C. Wenn die Temperatur des Elektrolyts die Rau-
mtemperatur über mehr als 10/12° C übersteigt, kann es zu einer Überladung
kommen, unabhängig vom Wert der erreichten Temperatur. Bei einer auf dem
Display angezeigten Restladung von 5-10% sind Übertragung der Maschine und
Trocknung noch gewährleistet, jedoch funktionieren weder die Bürstendrehung
noch die Reinigung.
Räume für die Batterieladung
Die während der Ladung entstehenden Gase könnten explodieren, es muss
daher sichergestellt werden, dass die Batterie während der Ladung gut belüftet
ist und dass die Klemmkontakte vor etwaigen Funken geschützt sind. Die Räume
für die Batterieladung müssen gut belüftet sein und die Temperaturen dürfen
40/45° C nicht übersteigen.
Wenn die Fenster zum Belüften nicht ausreichen, können spezielle Ablaufrohre
installiert werden, die nicht in die Rauchabzüge einmünden. Wenn nötig, muss
die Belüftung durch Ventilatoren beschleunigt werden.
Batterie nicht in Dauerbetrieb oder inaktiv
Wenn die Batterie nicht kontinuierlich benutzt wird, muss sie einmal monatlich
aufgeladen werden, auch wenn die Messungen des spezifi schen Gewichts hohe
Werte ergeben. Wenn die Batterie über längere Zeit inaktiv ist, muss sie an einem
kühlen, trockenen Ort gelagert werden. Einmal pro Monat muss sie komplett ge-
laden werden, bis alle Elemente eine lebhafte Gasentwicklung vorweisen und
die Spannungs- und Gewichtsmessungen sich über 3 - 4 Stunden konstant hal-
ten. Auf jeden Fall muss die Batterie vor der Inbetriebnahme nach längerer Ina-
ktivität aufgeladen und auf das richtige elektrolytische Niveau geprüft werden.
Controle van het oplaadniveau van de accu
Gezien er een rechtstreeks verband is tussen het soortelijke gewicht van elektrolyt
en het oplaadniveau van de accu, kan de meting van het soortelijke gewicht van
het elektrolyt als effi ciënte en correcte controle van het oplaadniveau van de accu
worden beschouwd. Wanneer de accu opgeladen is en in normale omstandighe-
den, met het elektrolyt op het juiste peil, bedraagt de densiteit circa 1.260 (30° Bè)
bij 30° C. Indien de densiteit tussen 1.26 (30° Bè) en 1.20 (24 Bè) ligt, is de accu
gedeeltelijk opgeladen. Indien de densiteit lager dan 1.14 (18° Bè) is, is de accu niet
meer opgeladen.
Meting van de densiteit
Het meten van de densiteit van het elektrolyt is de belangrijkste controle van een
accu. Deze meting moet met de grootste zorg aan de hand van een densiteitmeter
worden uitgevoerd. Breng de naald in de accu en trek een voldoende hoeveelheid
elektrolyt op om de vlotter te laten drijven. Let op dat het bovenste deel van deze
vlotter de rubberen peer niet raakt, of niet door de capillariteit aan de glazen wan-
den blijft kleven. Indien een densiteitmeting wordt uitgevoerd na het toevoegen
van gedestilleerd water, moet u wachten tot te densiteit in alle vloeistof in het ele-
ment homogeen wordt.
Water bijvullen
Voeg gedestilleerd water in iedere cel van de accu toe nadat de accu is opgela-
den om de vloeistof op een niveau 6 mm boven de platen te brengen. Initieel
vindt deze handeling na iedere oplaadbeurt plaats, daarna kan het bijvullen min-
der vaak plaatsvinden, volgens de ervaring van de verantwoordelijke, maar nooit
langer dan een week tussen de verschillende bijvulbeurten.
Oplaadlimieten
Het is niet nodig om de accu opnieuw op te laden als de densiteit op het einde
van de werkdag niet onder 1.24 (28° Bè) is gedaald. Het meest voorkomende
verkeerde gedrag dat wordt vastgesteld tijdens het gebruik van de accu voor
tractie is overladen. Deze factor alleen al kan de levensduur drastisch verminde-
ren indien deze continu wordt toegepast. De aanbevolen maximale temperatuur
bedraagt 45° C. Indien de temperatuur van het elektrolyt mer dan 10/12° C stij-
gt ten opzichte van de omgevingstemperatuur, kan er overladen plaatsvinden,
onafhankelijk van de waarde van de bereikte temperatuur. Indien er in de accu
een restlading van 5-10% blijft, wat op het display van het instrumentenbord
wordt gesignaleerd, is het rijden en drogen toegestaan maar mogen de borstels
niet draaien en mag er geen poetsbeurt worden uitgevoerd.
Lokalen om de accu op te laden
De gassen die zich tijdens het opladen ontwikkelen, vormen een gevaar voor
ontploffi ng. U moet er daarom voor zorgen dat er een vrije ventilatie van de accu
is tijdens het opladen en dat de contacten van de klemmen geen vonken kunnen
doen ontstaan. De lokalen waar accu's van accumulatoren worden opgeladen,
moeten goed verlucht zijn, en er mogen hier geen temperaturen van meer dan
40/45° C zijn.
Indien er via de ramen onvoldoende verluchting is, moet u speciale afvoerleidin-
gen voorzien die niet in rookkanalen mogen uitmonden? Wanneer dit nodig is,
moet de luchtverversing snel via ventilatoren plaatsvinden.
Accu niet continu in dienst of niet actief
Indien de accu niet continu wordt gebruikt, moet u die iedere maand opnieuw
opladen of het opladen vernieuwen, zelfs als de metingen van het soortelijke
gewicht hoge waarden oplevert. Als de accu gedurende lange perioden inactief
blijft, moet die op een koele, droge plaats worden bewaard. U moet de accu een-
maal per maand volledig opladen tot u merkt dat in alle elementen een grote ga-
sontwikkeling ontstaat en het afl ezen van de spanning en het soortelijke gewicht
gedurende 3-4 uur constant blijven. Vooraleer een accu die lange tijd inactief is
gebleven opnieuw in dienst te stellen, moet die in ieder geval opnieuw opgela-
den worden en moet u controleren of het elektrolyt op het juiste peil staat.
81
ACCU

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Diese Anleitung auch für:

R r 300 fd 110R r 300 fd 13033.te.02533.te.026

Inhaltsverzeichnis