Endress+Hauser micropilot FMR 231 E Sicherheitshinweise Seite 25

Micropilot FMR 231 E
Veiligheidstechnische instructies voor installatie in explosiegevaarlijke omgeving:
1) Installeer conform de instructies van de leverancier en de voor u geldende normen en voorschriften.
2) De Micropilot moet worden opgenomen in de locale potentiaalvereffening (PAL).
Het ingangscircuit is galvanisch gekoppeld met de behuizing.
3) De relatie tussen toegestane omgevingstemperatuur voor de elektronica-behuizing afhankelijk van het toepassingsgebied
en de temperatuurklasse is gegeven in de tabellen (tabel 1 en 2).
4) Na het uitrichten van de behuizing (verdraaien) moet de borgschroef (zie inbedrijfstellingsvoorschrift) weer vast worden
aangedraaid.
5) materieel met markering II 1/2 G:
Dit certificaat staat alleen toepassing van PPS- of geleidende PTFE-antennes toe (zwarte antennes).
6) Deksel aansluitruimte: „In explosiegevaarlijke atmosferen niet onder spanning openen" .
Veiligheidsinstructies Zone 0:
7) Explosiegevaarlijke damp-/luchtmengsels mogen alleen onder atmosferische omstandigheden optreden:
Wanneer er geen explosiegevaarlijke mengsels aanwezig zijn of wanneer er extra maatregelen conform EN 1127-1 zijn
getroffen dan mogen de instrumenten ook buiten de atmosferische voorwaarden conform de specificaties van de
leverancier worden gebruikt.
8) De antennes mogen alleen in media worden geplaatst waartegen alle toegepaste materialen voldoende bestendig zijn.
9) Door de constructie van het meetinstrument is een extra overspanningsbeveiliging voor installaties,
die conform bijv. TRbF 100 Nr. 8 (BRD: nationale richtlijn) tegen ontstekingsbevaar door bliksembeveiliging moeten
worden beschermd, niet nodig.
Endress+Hauser
–20 °C ≤ T ≤ +60 °C
0,8 bar ≤ p ≤ 1,1 bar
nl
XA 015F-A
3