Ossur CONNECT TF Gebrauchsanweisung Seite 54

3. Verwijder de hendelschroef (Af beelding 11a).
4. Vervang deze door de hendel voor gebruik aan de linker- of rechterzijde (Af beelding 11b).
5. Vervang de hendelschroef.
6. Draai de hendelschroef aan tot 3 Nm (Af beelding 11c).
7. Vervang de hendel afdekplaat.
Draai het distale uiteinde als volgt (Af beelding 12):
8. Verwijder de distale eindschroeven (Af beelding 12a).
9. Draai het distale uiteinde. De knop moet naar de voorkant wijzen (Af beelding 12b).
10. Draai de distale eindschroeven terug in het distale uiteinde (Af beelding 12c).
Het koordpakket bevestigen
Het koordpakket voor de vergrendelbare knie kan in combinatie met het apparaat worden gebruikt.
De hefboom en geleiders bevestigen (Af beelding 13):
1. Verwijder de laterale afdekplaat van de laterale stelstang.
2. Plaats de sluitring van het koord van de vergrendelbare knie over het proximale gat op de laterale stelstang
(Af beelding 13a)
3. Plaats de afdekplaat en hendel weer op de stelstang.
4. Bevestig de koordhendel op de stelstang (Af beelding 13a).
5. Bevestig de proximale geleider op de stelstang, onder de hefboom (Af beelding 13b).
6. Bevestig vervolgens de distale geleider aan de achterkant van de stelstang (Af beelding 13c).
Het koord op het proximale uiteinde bevestigen:
7. Bevestig de veer aan de hendel (Af beelding 14).
8. Bevestig het gemonteerde uiteinde van het koord aan de veer (Af beelding 15).
9. Voer de buis met het nylonkoord door de twee geleiders (Af beelding 15).
10. Het proximale uiteinde van de buis bevat de lus met het nylonkoord en de koordring.
11. Bevestig de lus op de veer van de hendel.
Het koord op het distale uiteinde bevestigen:
12. Voer aan het distale uiteinde het uiteinde van het nylonkoord door de koordring.
13. Bepaal de juiste lengte van het nylonkoord aan het distale uiteinde (Figuur 16).
14. Draai de koordring rond het nylonkoord (Af beelding 17).
15. Gebruik een schaar om overtollig nylonkoord af te knippen.
OMGEVINGSOMSTANDIGHEDEN
Het apparaat is bedoeld voor gebruik binnen en buiten.
Gebruik
Bedrijfstemperatuur
Luchtvochtigheid bij gebruik
Luchtdruk bij gebruik
Opslag en transport
Opslagtemperatuur
Transporttemperatuur
Luchtvochtigheid bij transport
WEERBESTENDIGHEID
LET OP: dompel een weerbestendig apparaat niet onder in water. Hierdoor kan roest optreden. Een roestig
apparaat kan breken.
Een weerbestendig apparaat kan wel in een natte en/of vochtige omgeving worden gebruikt, maar mag niet worden
ondergedompeld. Zoet water dat vanuit een willekeurige richting tegen de behuizing spat, heeft geen schadelijke
gevolgen.
-20 °C tot 50 °C
0% tot 100% relatieve vochtigheid, niet condenserend
700–1060 mbar
0 °C tot 50 °C
0 °C tot 50 °C
0% tot 90%: relatieve vochtigheid, niet condenserend
54