4. Sommige voertuigen kunnen een gat hebben waar de kabel doorheen kan, zoals waar
de kentekenplaatverlichting is gemonteerd, of u kunt een gat boren dicht bij waar de
voedingskabel bevestigd wordt aan de camera. Als u eenmaal gekozen heeft waar de
kabel de carrosserie van het voertuig naar binnen zal gaan, verwijder dan de camera.
Als u een bestaande opening kunt gebruiken, slaat u de volgende twee stappen over.
5. Voordat u een gat boort MOET U CONTROLEREN en nakijken WAT ZICH ACHTER DE
PLAATS BEVINDT WAAR U WILT BOREN. Als zich daar onderdelen van het voertuig
bevinden, zoals elektrische onderdelen of onderdelen van het brandstofsysteem,
moet u alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen nemen om deze niet te beschadigen.
Verwijder de kentekenplaat en de camera voordat u gaat boren.
6. Plaats na het boren de meegeleverde doorvoertule in het gat en leidt de kabels van
de camera door de doorvoertule het voertuig in. U moet de doorvoertule gebruiken
om te voorkomen dat de metalen rand van het gat de kabel van de camera
beschadigt.
7. Bevestig de zender in de kofferbak. Sluit de voedingskabel van de camera en die van
de zender aan op de zender.
8. Nu moet u kijken waar de achteruitrijlichten van het voertuig zich bevinden. Draai de
contactsleutel in de accessoirestand, activeer de handrem en zet de auto in zijn
achteruit. Kijk naar de achterlichten van het voertuig om te zien waar de
achteruitrijlichten zich bevinden; dit zijn de witte lichten. Om de 12V+ kabel van de
achteruitrijlichten
toegankelijk zijn. Als u hulp nodig heeft bij het vinden van de stroomkring van uw
achterlichten neem dan contact op met de fabrikant van uw voertuig voor de
bedradingschema's van uw voertuig.
9. Als u de stroomkring van de achterlichten heeft gevonden moet u de voedingskabel
van de zender naar die plaats leiden. U moet de voedingskabel stevig vast zetten om
te voorkomen dat de kabel klem komt te zitten in een onderdeel van de auto zoals de
scharnier van de achterbakklep. Leidt de kabel nooit langs de buitenzijde van het
voertuig!
10. Bij de meeste voertuigen zijn er twee
kabels aangesloten op de contactdoos
voor de achterlichten. Gewoonlijk is de
negatieve kabel zwart en de positieve
kabel gekleurd. Als u niet zeker bent van
de bedrading, kunt u een 12
multimeter gebruiken die verkrijgbaar is
bij
de
meeste
onderdelen om te bepalen welke positief
is.
Volg
de
fabrikant op voor veilig gebruik van de
multimeter.
11. Nadat u heeft bepaald welke kabel de
positieve en welke de negatieve is,
draait u de contactsleutel weer naar de 'off' stand en vervolgens verwijdert u de
negatieve kabel van de accu.
12. Verbind de rode kabel met de positieve (+) kabel van de achteruitrijlichten in serie
door gebruik te maken van de meegeleverde lasklem. Gebruik een combinatietang
voor het aandrukken om te zorgen voor een goede aansluiting.
13. Verbind vervolgens de zwarte voedingskabel van de zendeenheid met de negatieve (-)
kabel of aarde van het achteruitrijlicht.
te
vinden
moet
winkels
met
aanwijzingen
van
de
achterzijde
Volt
auto-
de
22
van
de
achteruitrijlichten