5.4.11 De machine stallen en geruime tijd niet gebruiken
Als er verwacht wordt de machine voor geruime tijd niet te gebruiken
(meer dan 1 maand), moeten de kabels van de accu losgekoppeld wor-
den, waarbij de aanwijzingen in de handleiding van de motor in acht
genomen moeten worden.
Leeg de brandstoftank
door de slang (1) op de
toevoer van het benzine-
filter (2) los te maken en
vang de brandstof op in
een geschikt reservoir.
Verbind de slang (1) weer en let er hierbij op de slangklem (3) goed
aan te brengen.
LET OP!
Verwijder zorgvuldig de droge grasresten
die zich in de buurt van de motor en de geluiddemper opge-
hoopt kunnen hebben, om het ontstaan van brand te voorko-
men als de machine opnieuw gebruikt wordt!
Berg de machine op in een droge ruimte, beschut tegen alle weersom-
standigheden en dek ze, indien mogelijk, toe met een zeil
(
9.4).
BELANGRIJK
De accu dient opgeborgen te worden op een
koele, droge plaats. De accu altijd terug opladen vóór iedere lange
periode van inactiviteit (langer dan 1 maand) en terug opladen voor-
aleer de activiteit te hervatten (
Controleer, voordat er opnieuw met de machine gewerkt wordt, of er uit
de slang, de benzinekraan en de carburateur geen benzine lekt.
NL
24
2
3
1
6.2.3).
5.4.12 Beveiligingssysteem van de kaart
De elektronische kaart is voorzien van een zelfherstellende bescher-
ming die het circuit onderbreekt zodra er zich een storing voordoet in
de elektrische installatie; de ingreep veroorzaakt het stilvallen van de
motor en wordt gemeld door het doven van het controlelampje (machi-
nes met één controlelampje) of door het volledig doven van het dash-
board (machinee met 6 controlelampjes op het dashboard).
Het circuit herstelt zichzelf automatisch binnen enkele seconden; de
oorzaak dient gevonden en verholpen te worden om herhaling van het
voorval te voorkomen.
BELANGRIJK
Om te voorkomen dat het systeem in werking
treedt
– mogen de polen van de accu niet onderling verwisseld worden;
– mag de machine niet gebruikt worden zonder accu om geen afwij-
kingen aan de laadregelaar te veroorzaken;
– moet erop gelet worden dat er geen kortsluiting veroorzaakt wordt.
5.5 GEBRUIK OP HELLINGEN
Houd de aangegeven beperkingen aan
(max. 10° - 17%) en maai een hellend gazon altijd van boven naar
beneden en nooit in de dwarsrichting. Pas erg goed op bij het verande-
ren van richting niet op
obstakels te stuiten (bijv.
stenen, takken, wortels,
enz.). Deze obstakels kun-
nen het zijwaarts glijden en
het omkiepen van de
machi ne veroorzaken of de
macht over het stuur doen
verliezen.