Compressorkenmerken - Senco PC2225 Bedienungsanleitung

1. MOTOR/DRUKSCHAKELAAR: Deze schakelaar wordt gebruikt om de
luchtcompressor te starten of te stoppen. Wanneer de schakelaar in de stand (Aan)
wordt geplaatst, krijgt de drukschakelaar automatisch stroom en zal de motor starten
wanneer de druk in de luchttank onder de in de fabriek ingestelde inschakeldruk
daalt. In de Aan-stand stopt de drukschakelaar de motor wanneer de druk in de
luchttank de in de fabriek ingestelde uitschakelwaarde bereikt. Om
veiligheidsredenen is de schakelaar voorzien van een veiligheidventiel opzij, dat de
perslucht uit de pompkop en de afvoerleiding laat ontsnappen wanneer de
luchtcompressor de uitschakeldruk bereikt of wordt uitgeschakeld. Hierdoor kan de
motor ongehinderd opnieuw starten. Wanneer de schakelaar in de stand (Uit) wordt
gezet, krijgt de motor geen stroom meer en stopt de luchtcompressor.
2. THERMISCHE OVERBELASTING MOTOR: De elektrische motor heeft een
beveiliging tegen thermische overbelasting. Als de motor om gelijk welke reden te
warm wordt, schakelt de thermische overbelasting de stroom uit, om beschadiging
van de motor te voorkomen. Wacht tot de motor afgekoeld is. De motor heeft een
stroomonderbreker. Zet hem terug als hij in werking is getreden.
3. LUCHTINLAATFILTER: De filter zuivert de lucht de pomp binnenkomt. Opdat de
pomp altijd schone, koele, droge lucht zou ontvangen, moet de filter altijd schoon zijn
en mag de ventilatieopening niet verstopt zijn. Men kan de filter verwijderen om hem
met warm zeepsop te wassen. Spoel hem en lat hem in de lucht drogen.
4. LUCHTCOMPRESSORPOMP: De zuiger beweegt op en neer in de cilinder om de
lucht samen te persen. Tijdens de dalende slag wordt lucht aangezogen door de
inlaatklep, terwijl de uitlaatklep gesloten blijft. Tijdens de opgaande slag wordt de
lucht samengeperst, sluit de inlaat klep en wordt de perslucht door de uitlaatklep
naar de afvoerleiding en vervolgens via de keerklep naar de luchttank geleid.
5. VEILIGHEIDSKLEP: Deze klep is bedoeld om een defect van het systeem te
voorkomen door de druk weg te nemen wanneer de perslucht een vooraf bepaald
niveau bereikt. De klep wordt door de fabrikant ingesteld en mag op geen enkele
manier gewijzigd worden. Trek aan de ring om te controleren of de klep goed werkt.
De luchtdruk moet ontsnappen. Als u de ring loslaat zal de klep weer sluiten.
6. AFTAPVENTIEL LUCHTTANK: Het aftapventiel van de luchttank wordt gebruikt
om vocht uit de luchttank(s) te verwijderen nadat de luchtcompressor uitgeschakeld
is. Tracht NOOIT de aftapklep te openen wanneer de druk in de luchtank meer
dan 10 PSI bedraagt! Om het aftapventiel te openen, draait u de hendel 1/4 slag.
Kantel de tank om ervoor te zorgen dat alle condensvocht uit het ventiel loopt.
7. DRUKMETER LUCHTTANK: De drukmeter van de luchttank toont de reservedruk
in de luchttank(s).
8. DRUKMETER UITLAAT: De drukmeter van de uitlaat toont de luchtdruk die aan
de uitlaat van de regelaar beschikbaar is. Deze druk wordt door de regelaar
gecontroleerd en is altijd min of meer gelijk aan de druk van de luchttank.
9. DRUKREGELAAR: De luchtdruk uit de luchttank wordt gecontroleerd door de
regelknop. Draai de drukregelknop naar rechts om de afgegeven druk te vergroten
en naar links om hem te verlagen.
10. AFVOERLEIDING: Onthoud dat de afvoerleiding zeer heet is. HETE VLAKKEN:
De beschermkap niet verwijderen. Hoge temperatuur na langdurig gebruik.
11. PEILSTOK: De peilstok meet de hoeveelheid olie in de pomp. Controleer het
oliepeil elke dag. Het moet zich tussen de inkepingen voor het minimum- en voor het
maximumpeil bevinden. Het is normaal dat lucht uit de opening ontsnapt.
12. KOUDSTARTKLEP: Start de compressorpomp met minder tegendruk, zodat
minder stroom wordt opgenomen.
13. ONTGRENDELING HANDGREEP: Kantel de handgreep om de wegklapbare
handgreep te vergrendelen of te ontgrendelen.
14. WIEL
15. KOPPELSTUKKEN (2)

COMPRESSORKENMERKEN

9
2
6
.
7
8
9
15
13
14
2
1
12
5
3
4
10
11