5.2
Instelling van het toestel
Nadat het CV-toestel en het gas-, rookgas-, water- en
verwarmingsbuizennet van de installatie op dichtheid zijn
gecontroleerd, kan nu de eerste inbedrijfstelling en de
instelling van het toestel worden uitgevoerd.
•
Open de gaskraan.
•
Schakel de hoofdschakelaar in.
•
Stel het regelingstype in door middel parameter 1
(hfd. 7.5).
Op de display dient een van de volgende indicaties te
verschijnen (zie ook hfd. 7 resp. hfd. 8):
V erwarmi n gsbedri j f
Operationaliteit
Indien deze indicaties niet verschijnen, maar wel de
volgende indicaties, voer dan de volgende handelingen uit:
Geen netspanning 230 V
•
Controleer de netaansluiting en eventueel
de zekeringen van de printkaart (hfd. 4.3.2).
•
Controleer de condensaatpomp (optioneel).
Druk van het CV-water te laag.
•
Vul water bij totdat de druk van de CV-installatie
tenminste 1,5 bar bedraagt.
Geen ionisatie (geen vlamvorming)
•
Controleer of de gaskraan open is.
Druk daarna de
Indien er geen vlam wordt gevormd of indien de ventilator
steeds doordraait, is het drukverlies in het rookgatraject
eventueel te groot.
•
Controleer het rookgastraject en het traject van
de toevoerlucht (zie ook hfd. 8).
5.2.1 Gasinstelling
De Econpact werkt met een modulerende gas-lucht-
verbindingsregeling. De toestellen zijn op de fabriek op
aardgas E ingesteld en bedrijfsklaar.
De instelling van de maximale
verwarmingscapaciteit gebeurt elektronisch.
Door het wijzigen van de parameter 6 op parameterniveau
kan het maximale vermogen van het toestel procentueel
worden aangepast (zie afb. 5.14 en hfd. 7.5).
Ter controle van het apparatuurvermogen of het instellen
van het apparaat gaat u als volgt te werk:
•
Stel het toestel in bedrijf.
•
Meet de gasstroomdruk aan de meetstomp
van de gasingang (A).
De gasstroomdruk dient tussen 18 en 24 mbar te
liggen (aardgas).
•
Zet het toestel met behulp van de testmodus
op een minimaal vermogen (eerst tegelijkertijd 5
sec.
en
indrukken, daarna 10 sec. , zie ook hfd.
7.6).
•
Controleer de gasstroming volgens tabel tab. 5.1.
72
Warmwater-
bedrijf
toets in.
Afb. 5.12 Gasdrukmeting
•
Voer een emissiemeting uit bij minimaal vermogen
(CO
-. CO-, NO
-waardes en rookgastemperatuur zie
2
x
hfd. 2.2).
•
Stel op het displaybedieningspaneel het maximale
vermogen van het toestel in met behulp van parameter 6
(zie hfd. 7.5).
•
Zet het toestel door middel van de testmodus op
maximaal vermogen (5 seconden tegelijkertijd
indrukken, zie ook hfd. 7.6)
•
Controleer de gasstroming conform diagram afb. 5.14
resp. tab. 5.1.
•
Sluit de meetstompen A+B.
•
Voer een emissiemeting bij maximaal vermogen door
(CO
-, CO-, NO
-waardes en rookgastemperatuur zie
2
x
hfd. 2.2).
Afb. 5.13
A Meetstomp aan de gasingang
B Meetstomp aan de gasuitgang
Het gasarmatuur is op de fabriek ingesteld en mag
niet versteld worden!
en ]
A (in)
B (out)