10
STORINGEN
10.1 HET LAMPJE VAN DE STAND-BYKNOP [S1] GAAT NIET
BRANDEN ALS HET APPARAAT WORDT INGESCHAKELD
• Controleer of de netkabel goed is aangesloten op het netwerk en het apparaat en of de
hoofdschakelaar [S2] op de achterzijde in de werkingspositie («I») staat;
• Controleer of de zekeringen in goede staat zijn (gebruik alleen T2,5A - 250 V - UL zekerin-
gen).
10.2 DE BRON GAAT AAN, MAAR DE LICHTSTROOM IS
ONVOLDOENDE
• Controleer de staat van de lichtkabel en de lenzen;
• Controleer of de intensiteit niet te laag is ingesteld;
• Controleer of de lichtkabel goed is ingestoken (hij moet duidelijk worden tegengehouden
aan het uiteinde).
10.3 ER IS GEEN LICHT MEER, MAAR DE VENTILATOREN
BLIJVEN WERKEN
De lichtbron is uitgerust met een veiligheidsinstallatie die de voeding van de LED uitschakelt
als de temperatuur binnenin het apparaat te hoog is. Er wordt een pictogram weergegeven op
het scherm om aan te geven dat deze beveiliging is ingeschakeld. Als de temperatuur weer
gedaald is, keert de bron terug in de stand-bypositie en kan weer worden gebruikt.
•
Controleer of de lichtkabel goed is ingestoken in zijn uitgang;
• Controleer of de lichtkabel goed is ingestoken in zijn uitgang;
• Controleer of er voldoende ruimte rondom de bron is voor voldoende koeling (15 cm ron-
dom);
• Controleer of niks de ventilatieroosters op de achterzijde en onderzijde van de bron blok-
keert;
• De lichtbron staat in de «iris»-modus. Druk op de knop «Inschakelen» of beweeg de inten-
siteitschuif om het licht vrij te geven.
Als een gebrek niet opgelost kan worden en het apparaat moet worden teruggezonden aan
de klantenservice, moet het naar ons worden verzonden in de oorspronkelijke verpakking en
nadat het is gedesinfecteerd.
10.4 HET LICHT GAAT WISSELEND AAN/UIT
• Controleer of de lichtkabel goed tot het uiteinde is ingestoken en of het verbindingsuiteinde
[C1] goed is vastgedraaid.
Neem bij storingen contact op met uw erkende verkoper of de klantenservice voor ondersteu-
ning.
- 140 -