Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

STIEBEL ELTRON SOL 27 Premium W Bedienung Und Installation Seite 86

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 1
De pomp slaat aan en schakelt kort daarna
weer uit. Dit proces wordt enkele keren
herhaald tot de installatie doorloopt. 's Avonds
wordt hetzelfde vastgesteld.
De manometer toont een drukdaling.
De pomp maakt lawaai.
De installatie maakt lawaai. Dit is normaal
tijdens de eerste dagen na het vullen. Als
dit lawaai zich later voordoet, zijn er twee
mogelijke oorzaken:
De boiler koelt 's nacht af. Na het uitschakelen
van de pomp zijn de temperaturen in de
aanvoer en de retour verschillend. De
collectortemperatuur is 's nachts hoger dan de
buitentemperatuur.
De naverwarming werkt niet. De ketel draait
gedurende korte tijd, gaat uit en slaat weer
aan. Dit proces blijft zich herhalen tot de boiler
zijn ingestelde temperatuur heeft bereikt.
De boiler koelt te sterk af.
De pomp schakelt niet uit.
De zonnestralen volstaan nog niet om het volledige
buisnet te verwarmen.
Het debiet is te hoog (de pomp is te hoog
ingesteld).
Het schakeltemperatuurverschil van de regelaar is
te klein ingesteld.
Het buisnet is niet volledig geïsoleerd.
De boiler- en collectorvoeler werden omgewisseld
tijdens de aansluiting. (Het probleem doet zich voor
na de ingebruikname.)
Korte tijd na het vullen van de installatie is een
drukverlies normaal, omdat er nog lucht uit de
installatie ontsnapt. Als er zich later nogmaals een
drukdaling voordoet, kan dit worden veroorzaakt
door een luchtbel die losgekomen is. Bovendien
schommelt de druk bij normale werking afhankelijk
van de installatietemperatuur met 0,02–0,03 MPa.
Als de druk continu daalt, zit er een lek in het
zonnecircuit.
Fluïdverlies door openen van de veiligheidsklep,
omdat het expansievat te klein werd
gedimensioneerd, of drukloos of defect is.
Collectorschade (niet dicht) en vorstschade door te
klein vorstbeschermingsgehalte.
Lucht in de pomp.
Onvoldoende installatiedruk.
De installatiedruk is te klein. De pomp trekt lucht
aan via de ontluchter.
Het pompvermogen is te hoog ingesteld.
De zwaartekrachtrem sluit niet.
Eénbuiscirculatie bij korte buisnetten met gering
drukverlies.
Er zit lucht in de naverwarming-warmtewisselaar.
Het warmtewisselaaroppervlak is te klein.
De isolatie is defect of verkeerd gemonteerd.
Verkeerde instelling van de regelaar voor de
naverwarming.
De warmwater-circulatie werkt te vaak en/of 's
nachts.
Voeler defect of niet correct gepositioneerd.
Regeling niet in orde.
Controleer nogmaals op eventuele fouten als de
zonnestraling sterk genoeg is.
Verminder de vermogenstrap van de pomp.
Verhoog het schakeltemperatuurverschil op de regelaar.
Isoleer de buizen.
Sluit de temperatuursensoren aan op de juiste sensor-
klemmen (zie gebruiks- en montagehandleiding van de
regeling).
Is de automatische ontluchter vergrendeld?
Controleer de schroefkoppelingen, de pakkingbussen op
de afsluiters en de draadaansluitingen. Controleer de
soldeerpunten.
Controleer de voordruk van het expansievat en de dichtheid
van het membraan.
Controleer de grootte van het expansievat. Controleer het
vorstbeschermingsgehalte en de pH-waarde.
Ontlucht de pomp.
Verhoog de installatiedruk.
Ga na of het expansievat groot genoeg werd gekozen.
Controleer de voordruk van het expansievat. Verhoog de
installatiedruk.
Schakel naar een lager toerental en controleer het debiet op
de debietmeter met compensatieventiel.
Controleer de stand van de instelschroef. Controleer de
zwaartekrachtrem op dichtheid. Zit een spaan vastgeklemd of
zitten er vuildeeltjes in het dichtingsvlak?
Wijzig de plaatsing van de kabel. Sluit de
zonnewarmtewisselaar niet direct aan, maar trek de
toevoerleidingen eerst U-vormig omlaag. De sifon
ondersteunt de zwaartekrachtrem. Monteer eventueel
een twee-weg-ventiel dat tegelijk met de pomp wordt
geschakeld.
Ontlucht de naverwarming-warmtewisselaar.
Vergelijk de informatie van de ketelfabrikant en van de
boilerfabrikant. Het probleem kan eventueel worden opgelost
door een hogere aanvoertemperatuur op de ketel.
Controleer of de isolatie in orde is. Isoleer de
boileraansluitingen.
Controleer de instelling van de ketelregelaar.
Controleer de schakeltijden en de intervalwerking.
Controleer de positie, de montage en de karakteristieken van
de voeler.
Opmerking: Toerentalgeregelde pompen schakelen niet
onmiddellijk uit, maar pas nadat het kleinste toerental werd
bereikt.

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis