Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Märklin 37956 Bedienungsanleitung Seite 5

Dampflok br 03
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 8
Informations concernant la locomotive réelle
Les locomotives à vapeur de la série 03 furent en fait conçues
comme solution d'urgence en plus des machines de la série
01 déjà disponibles. Le programme de la DRG de 1923/24
n'avait prévu que la série 01 avec une charge par essieu de
20 t comme locomotive unifiée pour trains rapides. La situa-
tion financière peu favorable de la DRG ne permettait toute-
fois pas l'aménagement rapide de la ligne pour 20 t et, jusqu'à
la fin des années 1920, aucune machine 01 ne put être utili-
sée, surtout vers le nord de l'Allemagne. Des machines plus
anciennes des Länderbahn s'avérèrent également inadap-
tées, car de nombreuses lignes n'étaient autorisées que pour
une charge par essieu de 17 t. Ainsi fut réclamée à l'industrie
de la locomotive la conception d'une « locomotive légère
pour trains rapides » avec une charge par essieu maximale
de 17,5 t, qui parut pour la première fois en 1930 comme série
03 avec trois locomotives de pré-série livrées par Borsig.
Elles furent suivies de 295 autres machines jusqu'en 1937.
Outre Borsig, Krupp, Henschel et BMAG participaient éga-
lement à la fabrication.
Les locomotives étaient affectées de préférence en Alle-
magne du Nord et de l'Est, où de nombreuses lignes princi-
pales n'avaient pas encore été aménagées pour une charge
par essieu de 20 t. Après la seconde guerre mondiale, 86 ma-
chines revinrent à la DR, 144 la DB et les machines restantes
furent reprises par les PKP ou disparurent. Les machines de
la DB étaient affectées entre autres aux dépôts d'Osnabrück,
Hanovre, Mönchengladbach et Trèves et à partir de 1960/61,
le dépôt Rheine devint le fief de la 03. A la fin des années 1960,
la 03 ( à partir de 1968 : 003) devint superflue. Les dernières
machines DB furent utilisées par le dépôt d'Ulm jusqu'en
1972 sur la ligne principale en direction de Friedrichshafen.
Informatie van het voorbeeld
De stoomlocs van de serie 03 ontstonden eigenlijk als nood-
oplossing voor de al bestaande machines van de serie 01.
In het typeprogramma van de DRG van 1923/1924 was alleen
de serie 01 met een asdruk van 20 ton als eenheidslocomo-
tief opgenomen. De slechte financiële positie van de DRG
maakte een vlotte aanpassing van de spoorlijnen op 20 ton
echter onmogelijk, zodat er tot aan het einde van de jaren
1920 nog geen 01-machines konden worden ingezet naar het
noorden van Duitsland. Ook oudere Länderbahnmachines
waren ongeschikt, want veel trajecten waren slechts voor
een asdruk van 17 ton toegelaten. Er dus werden er „lichte
sneltreinlocs" met een asdruk van maximaal 17,5 ton besteld,
waarvan Borsig vanaf 1930 de eerste drie machines als serie
03 leverde. Deze werden tot 1937 gevolgd door nog 295 ma-
chines. Naast Borsig waren ook Krupp, Henschel en BMAG
bij de bouw betrokken.
De locomotieven werden voornamelijk in Noord- en Oost-
Duitsland gestationeerd, waar talloze hoofdspoorlijnen nog
niet geschikt waren voor een belasting per as van 20 ton.
Na de Tweede Wereldoorlog gingen de 86 machines naar
de DR, 144 werden overgenomen door de DB en de overige
gingen naar de PKP of bleven zoek. De DB-machines waren
onder andere in Osnabrück, Hannover, Mönchengladbach
en Trier gestationeerd. Vanaf 1960/1961 werd depot Rheine
het 03-centrum. Aan het eind van de jaren 1960 werd de 03
(vanaf 1968: 003) overbodig. De laatste DB-machines werden
door depot Ulm tot 1972 ingezet op de hoofdspoorlijn naar
Friedrichshafen.
5

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis