Verhelpen Van Storingen - Conrad 84 03 52 Bedienungsanleitung

Zusätzliche Hinweise für das Ladegerät bzw. Laden von Bleiakkus
• Schalten Sie das Gerät niemals gleich dann ein, wenn es von einem kalten in
einen warmen Raum gebracht wird. Das dabei entstandene Kondenswasser kann
unter ungünstigen Umständen Ihr Gerät zerstören. Lassen Sie das Gerät uneinge-
schaltet auf Zimmertemperatur kommen.
• Das Ladegerät ist nur für den Betrieb an Steckdosen mit haushaltsüblicher Wech-
selspannung von 230 V~ 50 Hz in trockenen Räumen zugelassen.
• Das Gerät erwärmt sich bei Betrieb; Achten Sie auf eine ausreichende Belüftung;
das Gehäuse darf nicht abgedeckt werden!
• Wenn anzunehmen ist, dass ein gefahrloser Betrieb nicht mehr möglich ist, so ist
das Gerät außer Betrieb zu setzen und gegen unbeabsichtigten Betrieb zu
sichern. Es ist anzunehmen, dass ein gefahrloser Betrieb nicht mehr möglich ist,
wenn:
- das Gerät sichtbare Beschädigungen aufweist,
- das Gerät nicht mehr arbeitet und
- nach längerer Lagerung unter ungünstigen Verhältnissen oder
- nach schweren Transportbeanspruchungen.
• Achten Sie darauf, dass ihre Hände, Schuhe, Kleidung, der Boden und das Gerät
unbedingt trocken sind.
• Das Akkuladegerät und die angeschlossenen Akkus dürfen nicht unbeaufsichtigt
betrieben werden.
• Ein Betrieb unter widrigen Umgebungsbedingungen ist nicht zulässig. Widrige
Umgebungsbedingungen sind:
- Nässe oder zu hohe Luftfeuchtigkeit
- Staub und brennbare Gase, Dämpfe oder Lösungsmittel.
• Bleiakkus niemals in einem geschlossenen Behälter laden
• Achten Sie beim Laden auf eine gute Belüftung und vermeiden Sie offenes Feuer!
Beim Laden können explosive Gase entstehen. Von Kindern fern halten!
• Vor dem Laden lassen Sie das Batteriegehäuse bitte ca. 2 Minuten auslüften,
damit sich feuergefährliche Gase verflüchtigen können!
• Lagern Sie Bleiakkus nicht neben Wärmequellen oder offenem Feuer. Isolieren Sie
dessen Kontakte mit Isolierband und achten auf eine trockene und kalte Umge-
bung. Lagertemperatur –20°C bis +40°C.
• Laden Sie den Akku bei längerer Lagerung alle 3 Monate um einer Tiefentladung
vorzubeugen.
• Schließen Sie niemals die Batteriekontakte kurz.
8
De volgende reserveonderdelen zijn als set voor de Duikscooter verkrijgbaar:
#ZS01PAR01, "A" 1x O-ring pakking voor klepopening (15)
#ZS01PAR02, "B" 1x afdichtingsring voor binnenste frontkap (3)
#ZS01PAR03, "C" 1x afdichtingsring voor trimtank (16)
#ZS01PAR04, "D" 1x accupolen
#ZS01PAR09, "I" 1x siliconenvet (19)

Verhelpen van storingen

U heeft met de Duikscooter een product aangeschaft dat betrouwbaar en veilig is in
het gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder vindt u enkele manieren om eventuele storingen te verhelpen:
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
Fout Mogelijke oorzaken
De propeller draait niet. Is de hoofdschakelaar ingeschakeld?
Is de aanraakschakelaar gebruikt?
Is de stroomvoorziening OK?
- Controleer of de accustekker goed is aangesloten.
- Is de accuspanning te laag? Laad de accu op.
Is de aandrijving (propeller) door een vreemd voorwerp
geblokkeerd? Zie "Onderhoud en reiniging"
De propeller blijft Is de aandrijving (propeller) door een vreemd voorwerp
tijdens gebruik geblokkeerd?
stilstaan. - Een veiligheidsschakeling voorkomt beschadiging van
Duiken is met de de Duikscooter bij overbelasting door bijvoorbeeld
Duikscooter niet een vreemd voorwerp. Zie "Onderhoud
of alleen heel en reiniging"
zwaar mogelijk. De aandrijving is overbelast.
- Laat de Duikscooter ongeveer 20 minuten afkoelen
voordat u deze weer in gebruik neemt.
De Duikscooter werd niet getrimd om een niet zo grote
opwaartse druk te krijgen. Zie "Duikscooter trimmen"
57