W A A R S C H U W I N G S L I C H T E N A K I H 0 5 9 6 7
Voor deze waarschuwingslichten worden niet de gebruikelijke gloeilampjes, maar minilicht-
dioden gebruikt. Deze lichtdioden werken bij een spanning van slechts 2,3 V. De electronische
knipperschakeling (nr. 5974) wordt aangesloten op een trafo (14-16 V gelijk- of wisselstroom)
en deze zorgt ervoor dat de lichtdioden de juiste spanning krijgen.
De waarschuwingslichten nooit direkt met de trafo verbinden maar alleen via de meege-
leverde knipperschakeling aansluiten.
Bij de waarschuwingslichten naar N.S. voorbeeld knipperen de gele lampen om aan tegeven
dat de overweg veilig is. Wanneer een trein de overweg nadert beginnen beide rode lampen
afwisselend te knipperen; de gele lampen zijn dan uitgeschakeld.
Funktietest
Afbeelding 1 laat zien, hoe de waarschuwingslichten met de electronische schakeling worden
verbonden om de rode lampen te testen. Als de bruingele kabel van de knipper schakeling met
de trafo wordt verbonden dan knipperen de beide rode lampen afwisselend.
Om de waarschuwingslichten probleemloos te laten funktioneren moeten ze allebei aangesloten
zijn. Afbeelding 2 laat zien, hoe de waarschuwingslichten met de electronische schakeling worden
verbonden om de gele lampen te testen.
Het schakelen van de waarschuwingslichten-installatie
Bij de spoorwegen worden de knipperlichten automatisch door de trein van geel naar rood
geschakeld. In het modelbedrijf kunnen de lichten handmatig met behulp van schakelaars
worden bediend. De waarschuwingslichten kunnen ook automatisch via een relais (met een
omschakelkontakt) worden gestuurd, dat door 2 railkontakten wordt geschakeld. Afbeelding 3
laat de aansluiting met Busch universeel-relais 5740 zien.
Een betere methode is kontaktloos schakelen met behulp van Busch IR-lichtschakelaars met
electronische tijdschakelaar (nr. 5961) in combinatie met het speciaal relais (nr. 5964). De
IR-lichtschakelaar bestaat uit een zender, die onzichtbaar IR- (infrarood) licht uitstraalt naar een
ontvanger, die dit licht registreert. De infrarood-lichtbron en de halfgeleider-ontvanger zijn in
een kleine behuizing ondergebracht, die links en rechts van het spoor worden opgesteld. Met wat
ijslands mos of bijvoorbeeld door inbouw in een spoorwachtershuisje kunnen de licht schakelaars
desgewenst worden «verstopt». Bij een onderbreking van de infrarood-lichstraal door een trein
wordt deze onderbreking door de ontvanger geregistreerd, d.w.z. de aangesloten tijdschakelaar
krijgt een inschakel impuls. Via het speciale relais 5964 wordt de knipper lichtinstallatie van geel
naar rood geschakeld. Afhankelijk van de ingestelde tijd (2-24 seconden) schakelt de installatie weer
terug naar geel. Wanneer een trein tussen de licht schakelaars blijft staan, dan blijft de installatie
rood knipperen tot de trein het bereik van de lichtschakelaars heeft verlaten. Afbeelding 4 laat
zien hoe de waarschuwingslichten op het speciaal-relais en de tijdschakelaar worden aangesloten.
Enkel-en dubbelsporige overwegen
Bij enkelsporige overwegen worden de waarschuwings lichten met een enkel Andreaskruis uitgerust.
Bij dubbel sporige overwegen wordt een dubbel Andreaskruis gebruikt. Van fabriekswege zijn
de waarschuwingslichten met een dubbel Andreaskruis uitgerust. Bij enkelsporige overwegen