Philips PE 1520 Bedienungsanleitung Seite 26

Rimpelspanning 0,5 MV er:
EC
« 0,01 % of « 1 mV per °C van de
Temperatuurscoéfficiént
ingestelde waarde van de uitgangs-
spanning tussen 0 en 75 V in een
gebied van 0...35 Ze
De grootste van beide waarden geldt.
b. Als stroomstabilisator
Stroom : 0...6 A continu instelbaar met de
knoppen gemerkt "1" (grof- en fijn-
instelling).
De "stappen" van de fijninstelling
zijn < 4 mA.
Stabiliteit : Bij netspanningsvariaties van + of -
10 % van de nominale waarde is de
variatie van de uitgangsstroom
< 0,05 % van de ingestelde waarde
of < 0,6 mA. Hierbij geldt steeds
de grootste van beide waarden.
Bij een belastingsvariatie van punt
E naar pung G van de stroom-
spanningskarakteristiek in fig. 5 is
de variatie van de uitgangsstroom
< 5 mA van de ingestelde waarde.
(Inwendige weerstand > 15 k9).
Rimpelstroom <2 MA ep:
Temperatuurscoéfficiént : < 0,05 % of < 0,3 mA per °C van de
ingestelde waarde van de uitgangs-
stroom tussen 0 en 6 A in een ge-
bied van 0...35 °C.
Hierbij geldt steeds de grootse van
beide waarden.
3. Overgangspunt van constante : Punt C-D « 10 mA. Deze waarde
Spanning naar constante stroom geldt bij iedere ingestelde uitgangs-
of omgekeerd (cross- over Stroom tussen 0 en 6 A.
point zie fig. 4) Punt D-E « 75 mV. Deze waarde geldt
bij iedere ingestelde uitgangsspanning
tussen 0 en 75 V.