GCE MM40 - HP Bedienungsanleitung Seite 99

5.1. HOGEDRUKZIJDE VAN HET SPRUITSTUK:
I1, I2 – INLAATVERBINDINGEN
Het spruitstuk bevat aan de linker- en rechterkant een inlaat-schroefverbinding waarop de
hogedrukslangen passen.
F1, F2 – FILTERS
Het spruitstuk bevat twee hogedrukfilters die zijn aangebracht op de inlaten van het spruitstuk.
Deze filters kunnen gemakkelijk worden onderhouden. Filters bevatten anti-schokkleppen die
terugstroming voorkomen. Anti-schokkleppen zijn niet lekdicht.
V1, V2 – INLAAT-AFSLUITKLEPPEN
Het spruitstuk bevat twee inlaat-afsluitkkleppen die worden gebruikt voor het openen en
sluiten van de hoofddruk aan de linker- en rechterzijde van de spruitstuk-unit. Met behulp van
deze twee kleppen kunt u de gastoevoer naar de pijpleiding van het ziekenhuis sluiten.
V3, V4 – ONTLUCHTINGSKLEPPEN
Het spruitstuk bevat twee ontluchtingskleppen. Via de ontluchtingskleppen worden de
hogedruk-verzamelpijpleidingen aan de lege zijde ontlucht voordat hogedrukslangen worden
losgekoppeld van de cilinders. Ontluchtingskleppen worden ook worden gebruikt voor
het reinigen van de verzamelpijpleidingen voordat de inlaat-afsluitklep en het toevoergas
naar de hoofdpijpleiding worden geopend. De uitlaat van de ontluchtingsklep heeft een
schroefverbinding.
NL
R1, R2 – REGELAARS
Het spruitstuk bevat twee hogedruk-spruitstukregelaars. De regelaars verlagen de druk van de
cilinderdruk naar de uitlaatdruk die is ingesteld op de uitlaat van het spruitstuk. Informatie over
de instelling van het product vindt u in het testrapport dat is bijgesloten bij het product.
M1, M2 – INLAATMETERS
Elke regelaar R1 en R2 is uitgerust met een hogedrukmeter. Deze meters tonen de druk in de
linker en rechter verzamelpijpleiding. Als het product is uitgerust met contactmeters, dan sturen
deze meters informatie over de druk naar het alarmsysteem.
T1, T2 – DRUKSENSORS
Er is een druksensor geïnstalleerd in elke drukregelaar. De belangrijkste taak hiervan is, lekken
aan de reservezijde te detecteren en informatie hierover naar het alarmsysteem te sturen.
Wanneer een lek aan de reservezijde wordt gedetecteerd vanwege de drukdaling, wordt een
alarm afgegeven om het technisch personeel te informeren. Uitvoeringen met zenders sturen
informatie over de druk naar de alarm-unit.
5.2. LAGEDRUKZIJDE VAN HET SPRUITSTUK:
S1, S2 – VEILIGHEIDSKLEPPEN
Het spruitstuk bevat twee veiligheidskleppen aan elke kant. Wanneer de uitlaatdruk oploopt
tot boven een vooraf ingestelde limiet, wordt de veiligheidsklep geactiveerd en stroomt het
gas naar buiten. Afhankelijk van de versie kunnen er veiligheidskleppen aanwezig zijn met
handmatig aftappen.
P1, P2 – STEKKERS VOOR ONDERHOUDSDOELEINDEN
In plaats van deze stekkers (G1/4") kan een externe lagedrukmeter of een ander toestel
worden gebruikt om de parameters van het spruitstuk te controleren, zoals de uitlaatdruk of
de afsluitdruk.
E1 – ONTLUCHTINGSPIJP VANAF VEILIGHEIDSKLEPPEN
De ontluchtingspijp vanaf de veiligheidskleppen heeft een buitendiameter van 10 mm. De
ontluchtingspijp moet tot buiten de ruimte van het spruitstuk leiden zoals beschreven bij de
installatiestandaard.
99/164