Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Montageconfiguraties - SunPower Maxeon 5 AC Sicherheits- Und Installationshinweise

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

Tabel 1. Classificatie van testbelastingen 
Testbelasting 
FOS=1,1 
Met 
raildrager 
Montage 
Montage 
Zone 1 
Zone 2 
5400/9000 
4200/4200 
3000/4500 
2600/4200 
3000/4500 
*
Zonder raildrager moeten de uiteinden worden gemonteerd aan de lange of korte zijde van 
het frame. Zie afbeelding 2 
 
Tabel 2. Classificatie van ontwerpbelastingen 
Ontwerpbelasting 
FOS=1,5 
Met 
raildrager 
Montage 
Montage 
Zone 1 
Zone 2 
3600/6000 
2800/2800 
2000/3000 
1700/2800 
2000/3000 
*
Zonder raildrager moeten de uiteinden worden gemonteerd aan de lange of korte zijde van 
het frame. Zie afbeelding 2 
 
Aanvullende goedgekeurde gebruiksomgevingen:  
Modules kunnen volgens de onderstaande testlimieten worden gemonteerd in de 
volgende agressieve omgeving: 
Zoutnevelcorrosietest: IEC 61701, ernst 6 
Bestendigheid tegen ammoniakcorrosie: IEC 62716, concentratie: 6,667 ppm 
 
 
Uitgesloten gebruiksomgevingen en gewijzigde configuraties
Bepaalde  gebruiksomgevingen  worden  niet  aanbevolen  voor  Maxeon  Solar  
AC‐modules  en  zijn  uitgesloten  van  de  Beperkte  garantie  van  Maxeon  Solar 
Technologies  voor  deze  modules.  Modules  van  Maxeon  mogen  niet  worden 
gemonteerd op een plaats waar ze in direct contact kunnen komen met zout water 
of in een andere agressieve omgeving. Modules van Maxeon Modules mogen niet 
worden  geïnstalleerd  in  de  buurt  van  ontvlambare  vloeistoffen,  gassen  of  op 
locaties  met  gevaarlijke  stoffen  of  in  de  buurt  van  bewegende  voertuigen,  van 
welk 
dan ook. 
Neem contact op met Maxeon Solar Technologies als er nog vragen zijn over de 
gebruiksomgeving.  
 
5.2 Montageconfiguraties 
De modules kunnen in de juiste richting worden gemonteerd om blootstelling aan 
zonlicht te maximaliseren. 
 
Om te voorkomen dat er water in de aansluitdoos terechtkomt (wat een gevaar 
voor de veiligheid kan opleveren), moeten de modules zodanig worden geplaatst 
dat  de  aansluitdoos  zo  rechtop  mogelijk  staat  en  niet  zodanig  dat  het 
bovenoppervlak naar beneden is gericht. Zorg er bovendien voor dat de oriëntatie 
van de modules ook verhindert dat de micro‐omvormer direct wordt blootgesteld 
aan regen, UV en andere schadelijke weersverschijnselen (ijs/sneeuw). 
                        ©2021 Maxeon Solar Technologies, Ltd. Alle rechten voorbehouden. Specificaties in dit document kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.    
 
Belastingclassificatie (Pa) 
Bovenste klem 
Bout 
Zonder 
Met 
raildrager* 
raildrager 
raildrager* 
Wind (op en neer)/sneeuw (neer) 
5400/5400 
4100/8100 
3600/5400 
4200/3600 
2600/3600 
2400/2400 
3000/3000 
2400/3600 
2400/2400 
2400/2400 
2400/2400 
2400/2400 
3000/3000 
2400/3600 
2400/2400 
NIET MONTEREN 
Belastingclassificatie (Pa)  
Bovenste klem 
Bout 
Zonder 
Met 
raildrager* 
raildrager 
raildrager* 
Wind (op en neer)/sneeuw (neer) 
3600/3600 
2700/5400 
2400/3600 
2800/2400 
1700/1600 
1600/1600 
2000/2000 
1600/2400 
1600/1600 
1600/1600 
1600/1600 
1600/1600 
2000/2000 
1600/2400 
1600/1600 
NIET MONTEREN 
  
We willen u er ook aan herinneren dat de waterdichtheid niet wordt gegarandeerd 
door  de  modules  maar  door  het  montagesysteem  en  dat  de  afvoer  voor  AC‐
modules goed moet zijn ontworpen. 
Om schade aan de bedrading te voorkomen en lucht achter de modules te laten 
circuleren, is een vrije ruimte tussen de moduleframes en de structuur of de 
Zonder 
grond nodig. De aanbevolen montagevrijheid tussen elke module die op een 
willekeurig montagesysteem is geïnstalleerd, is minimaal 5 mm afstand.  
 
Er is ruimte nodig tussen het moduleframe en de onderconstructie om schade aan 
de bedrading te voorkomen en om lucht achter de module te laten circuleren. Er 
is minimaal 50 mm nodig tussen het moduleframe en het dakoppervlak.  
 
Bij  installatie  op  een  dak  moet  de  module  worden  gemonteerd  volgens  de 
plaatselijk geldende bouw‐ en brandveiligheidsvoorschriften. Als de module in een 
geïntegreerd PV‐systeem (BIPV) op het dak wordt geïnstalleerd, moet deze over 
een waterdichte en brandwerende onderlaag worden gemonteerd die voor een 
dergelijke toepassing geschikt is.  
Montagesystemen  voor  modules  mogen  alleen  worden  geïnstalleerd  op 
gebouwen met een formeel structurele integriteit, en waarvan is bevestigd dat ze 
de  extra  gewogen  belasting  van  de  modules  en  montagesystemen  aankunnen, 
zoals bepaald door een gecertificeerde bouwkundige of ingenieur.
 
 
Maxeon Solar AC‐modules zijn alleen gecertificeerd voor gebruik als de 
Zonder 
moduleframes volledig intact zijn. Verwijder geen moduleframes en breng hierin 
geen wijzigingen aan. Het maken van extra montagegaten kan de module 
beschadigen en de sterkte van het frame verminderen.  
 
Modules mogen alleen met de volgende methoden worden gemonteerd: 
1)
Drukklemmen of clips: Monteer de 
module met de clips aan de langere 
zijden  van  de  module.  Zie  de 
toegestane  bereiken  in  paragraaf 
5.0 (tabel 1 en tabel 2). Installateurs 
moeten  ervoor  zorgen  dat  de 
klemmen voldoende sterk zijn voor 
de  maximale  ontwerpdruk  van  de 
module. Clips en klemmen worden 
niet 
door 
Technologies  geleverd.  Klemmen 
die aan de bovenkant van het frame vastzitten, mogen de bovenflens niet 
vervormen.  Klemmen  moeten  kracht  collineair  op  de  'wand'  van  het 
moduleframe  uitoefenen  en  niet  alleen  op  de  bovenflens.  De  klemmen 
mogen  geen  overmatige  kracht  uitoefenen  op  het  frame,  de  bovenflens 
vervormen of in contact komen met het glas. Anders vervalt de garantie op 
de module en bestaat het risico op frame‐ en glasbreuk. Afbeelding 1a laat 
de  locaties  voor  de  klemkracht  van  het  bovenste  frame  zien.  Vermijd 
vastklemmen binnen 50 mm van de hoeken van de modules om het risico 
op  doorbuiging  van  de  frames  en  glasbreuk  te  verminderen.  Bij  het 
vastklemmen van de module op het frame mag het koppel nooit meer dan 
15 Nm bedragen om de kans op vervorming van het frame te verkleinen. Er 
moet 
een 
Montagesystemen  moeten  worden  beoordeeld  op  compatibiliteit  voordat 
deze  worden  geïnstalleerd,  met  name  wanneer  voor  het  systeem  geen 
type  
klemmen  of  clips  worden  gebruikt.  Neem  contact  op  met  Maxeon  Solar 
Technologies  voor  de  goedkeuring  van  het  gebruik  van  niet‐standaard 
drukklemmen of clips waarvan de koppelwaarden hoger zijn dan vermeld. 
 
2)
Montage aan de uiteinden: De montage aan de uiteinden vindt plaats door 
de  vaste  montage  van  de  korte  zijden  van  de  module  op  een 
ondersteunende rail. De rails waarop de uiteinden worden bevestigd en de 
clips  of  klemmen  moeten  voldoende  sterk  zijn  voor  de  maximale 
ontwerpdruk van de module. Controleer deze capaciteit bij de leverancier 
van  het  montagesysteem  voorafgaand  aan  de  installatie.  Controleer  deze 
capaciteit voor zowel 1) de klemmen of clips en 2) het eindmontagesysteem 
bij de verkoper voorafgaand aan installatie. 
 
 
 
 
MAXEON SOLAR TECHNOLOGIES, LTD. 
Door kracht mag
bovenflens niet
vervormen, anders
breekt het glas
Maxeon 
Solar 
Afbeelding 1a: Locaties voor klemkracht
gekalibreerde 
momentsleutel 
537620 Rev.B
Kracht
moet
worden
uitgeoefend
in lijn met
wand van
frame
worden 
gebruikt. 
 
   6

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis