Signaaleenheid Monteren - flamco WMS 2-1 Montage- Und Betriebsanleitung, Originalbetriebsanleitung

f De leidingen naar de sonde mogen niet afsluitbaar zijn en moeten een inwendige
diameter van tenminste 20 mm (¾") hebben.
Voer de inbouw van de sonde onder inachtneming van deze bedieningshandleiding en
f
met gebruikmaking van de meegeleverde afdichtringen uit.
Zorg ervoor dat door de inbouw ter plekke de sonde tegen schuim en hoge
f
waterspiegelbelasting beschermd is.
Aan de verbindingsleidingen aan waterzijde van het sondehuis met de ketel mag geen
f
voedingswatertoevoer worden aangesloten.
Zorg ervoor dat de toelaatbare omgevingstemperatuur aan het sondehuis buiten de
f
ketel niet wordt overschreden, zie hoofdstuk 4, pagina 9.
Ter voorkoming van onterecht alarm als gevolg van de vorming van luchtbellen (met
f
name bij grotere installaties) mag de binnendiameter van de leidingen naar de sonde
niet wezenlijk kleiner zijn dan die van de aanvoerleiding. Maak de afstanden van de
sonde naar de aanvoerleiding kort en reduceer deze stapsgewijs tot ¾".
f Monteer de sonde zo verticaal mogelijk. Afwijkingen tot maximaal 45° van verticaal
zijn in uitzonderlijke gevallen toelaatbaar, waarbij ervoor gezorgd dient te worden dat
zich geen luchtbellen in de sonde kunnen verzamelen.
f Monteer de sonde zodanig dat de onderzijde ervan zich tenminste 100 mm boven het
hoogste punt van de ketel bevindt.
VOORZICHTIG ERNSTIGE BESCHADIGING VAN DE SONDE DOOR LASSEN AAN DE
SONDE.
Voer geen laswerkzaamheden aan de sonde uit.
f
Afbeelding 4: Montage van de sonde DN 20
6.2

Signaaleenheid monteren

Monteer de signaaleenheid op een vlakke, vaste en droge wand op ooghoogte.
R
De signaaleenheid moet te allen tijde toegankelijk en zichtbaar zijn.
R
De signaaleenheid mag niet bereikbaar zijn voor water of spatwater.
R
Monteer de signaaleenheid niet in vochtige ruimtes.
R
D e toegestane omgevingstemperatuur aan de signaaleenheid mag niet
R
overschreden worden, zie tabel 2, pagina 9.
a Ketel, achterzijde
afzonderlijke moffen
voor sonde
b Ketel
51