Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Inregelen Zonnesysteem - Grundfos UPM3 15-145 Installations-, Benutzer- Und Wartungsanleitung

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für UPM3 15-145:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

4.2 Inregelen
zonnesysteem
4.2.1
16
8.
Blijf via deze opening glycol toevoegen tot u langer dan 5 minuten geen luchtbellen
meer uit het onderste vulpunt ziet komen.
9.
Het systeem is nu gevuld met glycol. Stop met het toevoegen van glycol en schakel
de vulpomp uit. Open afsluiter aan de onderzijde van de pomp en sluit het onderste
vulpunt.
10. Controleer op het dak of het vloeistofniveau in de collectoren correct is. Doe dit door
de ontluchter op het hoogste punt van het collectorveld te openen. Het systeem is
correct gevuld als de vloeistof net over de rand van deze aansluiting naar buiten
stroomt.
11. Vul, als geen vloeistof uit deze aansluiting komt, het resterende deel van het
systeem met de vulpomp via het vulpunt, zoals beschreven in stappen 7 - 9.
12. Als vloeistof uit de ontluchter van de collector stroomt, is het systeem volledig gevuld
en kan de ontluchter worden gesloten.
13. Het ontluchten van de pomp, gebeurd automatisch, tijdens het rondpompen van de
vloeistof.
14. Open de afsluiter bij het expansievat. Zie 4.2.3. voor aanwijzingen betreffende het
voorvullen van het expansievat.
15. Voeg ten slotte nog iets meer vloeistof toe via het bovenste vulpunt om de vooraf
bepaalde druk, die bij de manometer (I, zie blz. 10) wordt gemeten, te bereiken. Bij
systemen zonder terugloop is deze druk afhankelijk van de statische hoogte van het
systeem. Zie bijlage 9.3.
16. Sluit het vulpunt.
17. Schakel spanning op de pomp door de SHM-besturing in te schakelen.
18. Laat het systeem een paar minuten draaien (forceer dit via de besturing) en
controleer of u luchtbellen in de leidingen kunt horen. Herhaal indien dit het geval is
stappen 10 - 17. Zo niet, dan is het vullen van het systeem voltooid.
19. Koppel de vulpomp los en controleer de bevestigingen en afdichtingen op lekken.
Het systeem is nu gereed voor gebruik.
Stroomsnelheid
Na het inbedrijf nemen van het systeem moet de stroomsnelheid naar wens worden
afgesteld. De stroomsnelheid kan worden afgesteld bij de debietmeter (B, zie blz. 10)
terwijl de pomp draait. Zorg er voor dat de pomp in dit systeem op 100% draait tijdens
het instellen van de stroomsnelheid.
1.
Ga na wat de referentiestroomsnelheid moet zijn waarop de debietmeter moet
worden ingesteld. De stroming moet op basis van het aantal collectoren worden
gereduceerd tot de in de tabel in bijlage 9.2 vermelde vooraf bepaalde snelheid.
Installatie-, Gebruikers- en Servicehandleiding - Pompstations

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis