3. Transformator aansluiten
Modelbaanlampen in huizen en/of lantaarns worden direct op de gele "L"-klem en de
bruine "0"-klem van Transformer 32 VA aangesloten.
Het schema voor het aansluiten van modelbaanlampjes vindt u in de tekening 9,
blz. IV. Het schema voor het aansluiten van een wisselaandrijving of een seinaandri-
jving vindt u in de tekeningen 10 en 11,blz. IV + V.
Draad voorbereiden
5
voor het aansluiten op
de transformator.
4
1
2
3
Let daarbij op
Let op: de aangesloten modelbaanlampjes of magneetartikelen moeten geschikt zijn
voor een wisselspanning van 16 Volt (~).
3.5 Transformator voor de stroomvoorziening van een
digitale centraal-eenheid of de Delta-Control 4 f.
De transformatoren kunnen ook gebruikt worden voor de stroomvoorziening van de
Märklin Control-Unit (nr. 6021), een Märklin-Booster (nr. 6017) of de Delta Control 4 f
(nr. 66045).
De schema's hiervoor vindt u in de tekeningen 12, 13 en 14, blz. V + VI. De
Control-Unit wordt daarbij weergegeven in een aansluiting aan een H0-baan (teken-
ing 13) en aan een spoor 1 baan (tekening 14).
De gele draden naar de elektrische toebehoren toe (wissels, ontkoppelrails en seinen)
worden met de gele "L"-klem op de transformator verbonden. De blauwe stuurdra-
den van de elektrische toebehoren worden met de aansluitbussen van schakelbord
7072 verbonden. De massa-aansluiting van schakelbord 7072 wordt met de bruine
"0"-klem van de transformator verbonden.
Als de lamp in het wissel niet brandt, dan moet de bruine "0"-klem van de transfor-
mator waardoor de elektrische toebehoren gevoed worden, met de bruine "0"-klem
van de rijstroomtransformator verbonden worden.
Het aansluitschema dat speciaal voor de verschillende wissels en seinen geldt, staat
in de handleidingen die bij deze produkten meegeleverd worden.
41