Veiligheidsinstructies voor montage, onderhoud en gebruik
Waarschuwingen! Installeer altijd een membraanex-
pansievat PN 10 (ten minste 33 liter) voor leidingwater
in de drukleiding aan de uitlaatzijde!
De inlaatdruk van het membraanexpansievat moet altijd
0,5 bar onder de inschakeldruk van de FK-5 liggen.
Belangrijke aanwijzingen voor de installateur van de installatie
Voedingsspanning
Elektrisch stroomverbruik
Elektrisch vermogen
Vermogensfactor
Beschermingsgraad
Medium
max. omgevingstemperatuur
max. omgevingstemperatuur
max. temperatuur van het toege-
voerde medium
min. temperatuur van het
toegevoerde medium
max. stroom druk
min. waterdruk
Druktrap
Pompdruk aan de uitgangszijde
DU-waarde
Flush volume van de PWC leiding
(bij 3 bar)
1.
Gebruik het apparaat
- alleen in onberispelijke toestand
- voor het beoogde doel
2.
Neem in ieder geval de voorgeschreven
onderhoudsintervallen in acht.
230 V AC
5,9 A
1350 W
0,97
IPX4
Water
40°C
2°C
35°C
2°C
2x Aanvoer: 0,4 MPa
2x Aanvoer: 0,15 MPa
PN 10
0,47 MPa
2x Aanvoer: 1,67 l/s
1,5 bar stroomdruk 5,5l/min
2,5 bar stroomdruk 14 l/min
4,0 bar stroomdruk 18 l/min
Waarschuwing! Het afgetapte water mag in geen geval,
ook niet in kleine hoeveelheden, als drinkwater worden
gebruikt!
Waarschuwing! Na de installatie, uitbreiding met toebehoren of
onderhoudswerkzaamheden moeten de aanvoerleidingen altijd
worden gespoeld volgens NEN/NBN EN 806-5 en VDI/DVGW 6023.
Aanwijzing! Conform DIN EN 13077 is het verboden om de noodo-
verloop aan het bufferreservoir af te sluiten.
Aansprakelijkheid
Geen garantieverlening of aansprakelijkheid bij:
- negeren van de handleiding.
- verkeerde montage en/of verkeerd bedrijf.
- eigenhandige wijziging van het product.
- andere verkeerde bediening.
Afvalverwijdering
De plaatselijke voorschriften met betrekking tot de
recycling of afvoer van afval dienen in acht te worden
genomen.
Het product mag niet bij het gewone huisvuil, maar moet
vakkundig worden verwijderd.
Aanwijzing fabrikant (GH/UP – revisie):
Als het gevaar bestaat dat de ruimte waarin de veiligheidsvoorzi-
ening moet worden geïnstalleerd, overstroomt, conform de definitie
DIN EN 1717, paragraaf 3.2.2, dan moet de veiligheidsvoorziening
worden geplaatst naar een hoger gelegen ruimte in het gebouw.
Als dit niet mogelijk is, moet in overleg met de adviseur, de instal-
lateur en de beheerder ervoor gezorgd worden, dat de volledige
volumestroom (in normaal geval: afvoerwaterhoeveelheid en bij
storing: waterhoeveelheid bij max. volumestroom van een veilig-
heidsvoorziening) kan worden opgenomen en veilig kan worden
afgevoerd door een waterafvoervoorziening of een waterafvoersys-
teem.
© www.kemper-group.com – 12.2024 / K410036930002-00 – 11 /60