Pacemaker. Een klein implanteerbaar hulpmiddel dat het
hartritme regelt.
Paresthesie. Een tintelend gevoel.
Patiëntenimplantaatkaart. Een kaart van creditcardformaat
met daarop de naam van de patiënt, de naam van
de arts en het modelnummer en serienummer van
de geïmplanteerde medische hulpmiddelen.
Programma. Instellingen die het patroon van uw stimulatie
vormen.
Slaapstand. Een toestand waarin de oplaadbare
IPG terechtkomt wanneer het batterijniveau te laag
is om stimulatie toe te dienen.
Stimulatie. Elektrische pulsen op laag niveau die aan
de hersenen toegediend worden.
Stimulator. Een hulpmiddel dat elektrische pulsen naar de
hersenen stuurt. De stimulator wordt ook wel aangeduid
als de "Batterij" of "Implanteerbare pulsgenerator" (IPG).
Systeem voor diepe hersenstimulatie (DHS). Een methode
voor het toedienen van elektrische pulsen aan de
hersenen ter behandeling van diverse aandoeningen.
Tegengewicht. Een hulpmiddel dat in de oplaadkraag
wordt geplaatst aan de tegenoverliggende zijde van de
oplader om de oplaadkraag in evenwicht te houden.
Ultrageluid. Een procedure waarbij hoogfrequente
geluidsgolven worden gebruikt om delen in het lichaam
in beeld te brengen.
Voorzorgsmaatregel. In het algemeen situaties
waarvan u zich bewust moet zijn om een potentieel
ongemakkelijk stimulatiegevoel en/of beschadiging
van uw Vercise Gevia DBS-systeem te voorkomen.
Waarschuwing. Een potentieel gevaar waarvan u zich
bewust moet zijn om ernstige situaties te voorkomen
die letsel of overlijden tot gevolg kunnen hebben.
Woordenlijst
Informatie voor patiënten
92753242-13
195 van 245