Inhaltsverzeichnis
Werbung
• Das Netzgerät darf nicht als direkte Ladeeinrichtung verwendet werden.
Außerdem ist Netzgerät nicht vor einer Überlastung und/oder einem Kurz-
schluß am Ausgang geschützt.
• Netzgeräte gehören nicht in Kinderhände!
• In gewerblichen Einrichtungen sind die Unfallverhütungsvorschriften des Ver-
bandes der gewerblichen Berufgenossenschaften für elektrische Anlagen und
Betriebsmittel zu beachten.
• In Schulen, Ausbildungseinrichtungen, Hobby- und Selbsthilfewerkstätten ist
das Betreiben von Netzgeräten durch geschultes Personal verantwortlich zu
überwachen.
• Betreiben Sie Ihr Netzgerät niemals gleich dann, wenn es von einem kalten in
einen warmen Raum gebracht wird. Das dabei entstehende Kondenswasser
kann unter ungünstigen Umständen Ihr Gerät zerstören. Lassen Sie das Gerät
uneingeschaltet auf Zimmertemperatur kommen.
• Bei Arbeiten mit Netzgeräten ist das Tragen von metallischem oder leitfähigem
Schmuck wie Ketten, Armbändern, Ringen o.ä. verboten.
• Netzgeräte sind nicht für die Anwendung an Menschen oder Tieren zugelassen.
• Bei der Reihenschaltung der Ausgänge mehrerer Netzgeräte werden lebensge-
fährliche Spannungen(> 35 VDC) erzeugt.
• Lüftungsschlitze von Netzgeräten dürfen nicht abgedeckt werden! Die Kühlung
der Geräte erfolgt überwiegend durch Konvektion.
• Netzgeräte und die angeschlossenen Verbraucher dürfen nicht unbeaufsichtigt
betrieben werden. Es sind Maßnahmen zum Schutz und der Sicherung der an-
geschlossenen Verbraucher gegenüber Wirkungen der Netzgeräte /z.B. Über-
spannungen Ausfall des Netzgerätes) und der von den Verbrauchern selbst
ausgehenden Wirkungen und Gefahren (z.B. unzulässig hohe Stromaufnahme)
zu treffen.
• Im Fehlerfall können Netzgeräte Spannungen über 50 V Gleichspannung abge-
ben, von welchen Gefahren ausgehen, auch dann, wenn die angegebenen Aus-
gangsspannungen der Geräte niedriger liegen.
6
kan de netvoeding door vonkvorming aan de schakelcontac-
ten vernield worden
Gebruik voor de instellingen een hiervoor bestemde platte
schroevendraaier. Let bij de instelling op dat de pijl precies op
de desbetreffende spanningsmarkering staat.
B Verbruikeraansluiting
Let er bij het aansluiten van een verbruiker beslist op, dat deze niet in ingescha-
kelde toestand aangesloten wordt.
De uitgangsspanning is in te stellen vanaf 6 VDC (DC = „gelijkspanning") tot 24
VDC wat voor de meeste verbruikers voldoende is. Het stroomverbruik van de
aangesloten verbruikers mag max. 1000 mA (=1,0A) en bij de SNG 1000/24 re-
sp. max. 1500 mA (=1,5A) bij de SNG 1500/24 niet overschreden worden.
Aan de aansluitbus aan het einde van de kabel vindt u een markering „TIP", aan
de rechterkant hiervan „+" en links „-". Op de meegeleverde laagspanningsstek-
ker zijn deze markeringen alleen aan een kant aanwezig. Zijn deze markeringen
allebei op een kant (te zien), krijgt u een aansluitpolariteit van:
(binnen) + (buiten -)
Draai de laagspanningsstekker om. De markering op de stekker is op deze kant
niet meer zichtbaar: De aansluitpolariteit is nu:
(binnen) - (buiten +)
Opmerking!
Bij de DC-pluggen het voorste einde als „binnen" te bekijken.
Let ook op de afmetingen van de meegeleverde laagspanningsstekkers:
Buitendiameter in mm,
5,5
5,5
4,95
Binnendiameter in mm
2,5
Laagvolt stekker norm 815
1,5
Laagvolt stekker norm 815
1,95
DIN 45323 norm
27
Werbung
Inhaltsverzeichnis
