Houd
3 seconden ingedrukt om over te schakelen van sensor 1 naar sensor 2.
Houd
3 seconden ingedrukt, „TEMP SET" begint te knipperen. Druk op ‚'
" en „
" om de ingestelde temperatuur
voor de geselecteerde sonde te wijzigen en druk op
om te bevestigen. Na 30 seconden zonder activiteit keert het
toestel automatisch terug naar de displaymodus.
4.8 Instelling
-alarm
2) In de displaymodus drukt u op
om de alarmfunctie in of uit te schakelen. Het alarmicoon verschijnt, de volgorde is
Sensor 1 AAN - Sensor 2 AAN - Sensor 1 + Sensor 2 AAN - Sensor 1 + Sensor 2 UIT.
Als de alarmfunctie is ingeschakeld, gaat het alarm af zodra de ingestelde temperatuur is bereikt.
Het alarmsymbool knippert, het oranje licht knippert, sonde 1 piept gedurende 1 seconde en sonde 2 piept tweemaal.
Zodra beide sondes aan staan in de alarmfunctie, piept het drie keer.
Om het alarm uit te zetten, drukt u op een willekeurige toets om het piepen te stoppen. Hierdoor gaat het oranje lampje
uit en gaat het blauwe lampje gedurende 10 seconden branden. Na 5 minuten klinkt opnieuw een pieptoon als de
temperatuur boven de gewenste temperatuur is. Als de temperatuur altijd lager is dan de ingestelde temperatuur, zal het
alarm niet meer afgaan.
5. de bediening van de zender
Opmerking: Plaats de monitor niet in direct zonlicht en laat hem niet in direct contact komen met vocht of hete opperv-
lakken.