Veiligheidssysteem / Bijzondere eigenschappen / Ingebruikname
Veiligheidssysteem
Opmerking: Het warmtekussen is uitgerust met een
veiligheidssysteem. De elektronische sensortechniek
voorkomt een oververhitting van het warmtekussen
over het hele oppervlak door middel van een auto-
matische uitschakeling in geval van een storing.
Wordt het warmtekussen door een fout automatisch
uitgeschakeld door het veiligheidssysteem, dan
brandt de functie-indicator
lement
ook in de ingeschakelde toestand van
1
het warmtekussen niet meer.
Let op dat het warmtekussen na een storing om
veiligheidsredenen niet meer mag worden ge-
bruikt en naar het vermelde serviceadres moet
worden opgestuurd.
Bijzondere eigenschappen
De voor dit warmtekussen ge-
bruikte textielsoorten voldoen
aan de hoge humaan-ecologi-
sche eisen van de Eco-Tex
standaard 100 zoals aangetoond door het Duitse
onderzoeksinstituut Hohenstein.
Ingebruikname
Opmerking: Bij het eerste gebruik van het warm-
tekussen kan zich een kunststof geur ontwikkelen, die
echter na korte tijd verdwijnt.
Verbind voor het in gebruik nemen eerst het be-
dieningselement
1
u de steekkoppeling
Opmerking: De kant van de overtrek
met het geïntegreerde warmtekussen moet voor
een optimale warmteoverdracht tegen het
lichaam liggen.
26 NL
op het bedieningse-
2
met het warmtekussen, als
samenvoegt (zie afb. B).
3
6
In- / uitschakelen /
temperatuur selecteren
Inschakelen:
Zet op het bedieningselement
1, 2, 3, 4, 5 of 6 om het kussen in te schakelen.
Opmerking: Na het inschakelen van het
warmtekussen brandt de functie-indicator
Opmerking: Dit warmtekussen beschikt over
een snelverwarming voor een snelle verwarming
binnen de eerste 10 minuten.
Uitschakelen:
Zet op het bedieningselement
0 om het kussen uit te schakelen.
Opmerking: De functie-indicator
niet meer.
Temperatuur instellen:
Stel kort voor gebruik de hoogste temperatuur-
stand (stand 6) in. Zo wordt het warmtekussen
snel verwarmd.
Stel voor een gebruik dat meerdere uren duurt
de laagste temperatuurstand in (stand 1).
het warmtekussen gedurende meer-
dere uren wordt gebruikt, raden wij
aan, de laagste temperatuur op het
bedieningselement
een oververhitting van het verwarmde
lichaamsdeel en als gevolg hiervan
eventuele brandwonden te vermijden.
Temperatuurstanden
Stel met behulp van het bedieningselement
de gewenste temperatuurstand in (zie afb. A).
Stand 0:
uit
Stand 1:
minimale warmte
Stand 2–5: individuele warmte
Stand 6:
maximale warmte
de stand op
1
.
2
de stand op
1
brandt
2
Als
in te stellen, om
1
1