Circulatiepompwerking
Pompen (2.1) POMP_I en (6) P_o worden actief bij een verzoek voor het verwarmen van de vloerverwarmingscircuits.
ruimteverwarming
Het apparaat (1) en (2) beginnen te werken om de beoogde watertemperatuur te bereiken. De beoogde
wateruittredetemperatuur is afhankelijk van welke kamerthermostaat om verwarming vraagt.
Wanneer de kamertemperatuur van beide zones boven het instelpunt van de thermostaat ligt, worden de apparaten en
pompen stopgezet.
Het volume van de balanstank(5) moet groter zijn dan 40 L. De afvoerklep (19) moet op de laagste positie van het
watersysteem worden geïnstalleerd.
OPMERKING
24