NL Vloerfreesmachine BEF 320EX / BEF 320VX
3 Bedrijf
Gevaar voor letsel door draaiende freesrotor en
zakkende machine!
Controleer of niemand tijdens bedrijf het geva
renbereik van de machine kan betreden!
Ga met de grootste nauwlettendheid en voor
zichtigheid te werk!
5.
Ontgrendelingspedaal [15, fig. B] intrappen.
De 2 transportwielen [11, fig. A/B] draaien omh
oog. De machine werd op de aandri
jfwielen [13, fig. A/B] neergelaten.
Zodra de machine wordt ingeschakeld resp.
gestart, draait de freesrotor! De rijaandrijving en
de aandrijving van de freesrotor kunnen niet
onafhankelijk van elkaar worden geschakeld.
Beschadigings‐ en letselgevaar door ongecon
troleerd starten van de machine!
BEF 320EX:
Letselgevaar door ongecontroleerd starten van
de machine! Voor het insteken van de netstek
ker moet worden gecontroleerd of de aandri
jvingsschakelaar van de machine (f) is uitge
schakeld!
6.
BEF 320EX:
a.
Aansluitleiding (verlengleiding) met een re
glementaire netcontactdoos verbinden en
de netkoppeling van de aansluitleiding in
de netstekker [25, fig. D] steken.
b.
Machine aan de geleidebeugel
[5, fig. A/B/E] vasthouden.
c.
Aandrijvingsschakelaar [23, fig. D] vlot op
START
draaien.
De aandrijfmotor, de pomp en de freesrotor
worden versneld tot nominaal toerental.
d.
Aandrijvingsschakelaar loslaten.
De aandrijvingsschakelaar springt op positie I.
De aandrijving is ingeschakeld.
BEF 320VX:
Aandrijfmotor starten
(! gebruiksaanwijzing HONDA).
7.
Met de freesdieptehendel [17, fig. C/D] de ge
wenste freesdiepte instellen.
Gevaar voor beschadiging!
Met de instelling van de freesdiepte wordt niet
alleen de gewenste werkdiepte ingesteld maar
ook de slijtage van de lamellen gecompenseerd.
Met nieuwe lamellen mag niet de maximale
freesdiepte worden ingesteld!
De lamelstaven kunnen worden beschadigd of
breken.
Een te grote instelling van de freesdiepte en het
doorslaan van de lamellen op de lamelstaven is
herkenbaar door versterkte vibraties (! hoofd
stuk 4.3 ‐ pagina 47).
Fijninstelling:
↶
Freesdieptehendel
↷
Freesdieptehendel
1 omdraaiing = 1,5 mm.
8.
Machine aan de geleidebeugel vasthouden.
9.
Vergrendelhendel [18, fig. C] tegen de hef
hendel [16, fig. C] trekken.
10. Hefhendel naar voren zwenken.
De draaiende freesrotor werd tot de ingestelde
freesdiepte neergelaten op het te bewerken
oppervlak.
De ingestelde freesdiepte wordt door de hef
hendel (snel heffen) niet gewijzigd.
Als de machine door de freesrotor wordt vers
neld:
—
NOODSTOP‐schakelaar indrukken!
—
Gebruik beëindigen
(! hoofdstuk 3.3 ‐ pagina 45)!
De rijaandrijving is defect (ketting gebroken?).
Gevaar voor letsel door ongecontroleerd achte
ruitrijden!
Alleen in werkrichting van de machine gaan!
Bij achteruitrijden moet de operator altijd naast
de machine lopen en in rijrichting kijken!
De operator moet steeds overzicht hebben over
het werkbereik en de machine in een noodgeval
kunnen stoppen!
11. Rijrichting en rijsnelheid met de rijhendel
[4, fig. A] aan de freesvoorwaarden aanpassen.
De machine rijdt in de gekozen richting. Het te
bewerken oppervlak wordt gefreesd.
3.3 Gebruik beëindigen
In een noodgeval kan de machine met de
NOODSTOP‐schakelaar [24, fig. D] of door
trekken aan het veiligheidskoord [34, fig. F]
worden uitgeschakeld.
Gevaar voor verwondingen door onbedoelde
beweging!
Als de aandrijfmotor met onbelaste freesrotor
wordt uitgeschakeld (bijvoorbeeld bij NOOD
STOP), dan draait de freesrotor door de draai
ende massa nog enkele seconden verder!
De machine rijdt eventueel tijdens deze tijd
verder!
-
(
) = freesdiepte kleiner.
+
(
) = freesdiepte groter.
45