VI. Installatie en inbedrijfstelling
6.1 Richtlijnen voor inbedrijfstelling na installatie
Controleitems na installatie
Te controleren items
Of de installatieapparatuur veilig is
Of de luchtlekcontrole is voltooid
Of de apparatuur volledig geïsoleerd is
Of het waterafvoersysteem is ontstopt
Of de voedingsspanning hetzelfde is als de
voedingsspanning op het naambord
Of de circuits en leidingen correct zijn
geïnstalleerd
Of de machineset veilig geaard is
Of er obstakels zijn bij de luchtuitlaat van de
buitenunit
6.2 Controleer voor het inschakelen
1.
Voordat u de machineset start, moet u ervoor zorgen dat er geen schade aan de machineset is en dat er geen koelmiddel
lekt; neem bij abnormaal dan contact op met de klantenservice van Haier.
2.
Zorg ervoor dat alle externe voedingen en elektrische onderdelen correct zijn aangesloten en dat alle aansluitpunten
goed vastzitten en niet los zitten.
3.
Controleer of het elektrische systeem overeenkomt met de machineset en controleer of de schakelaar kan voldoen aan
de vereisten van de maximale werking van de machineset. De machineset maakt gebruik van een driefasige voeding en
het onbalanspercentage tussen de fasen moet minder dan 2% zijn.
4.
Controleer alle bedrading om er zeker van te zijn dat er een nul- en aardingsdraad is en dat beide zijn aangesloten op de
overeenkomstige bus in de elektrische schakelkast om de veilige werking van de machineset te garanderen.
5.
Controleer of er vreemde voorwerpen of condensaat in de elektrische schakelkast zitten en controleer of de
bescherming van de inlaat- en uitlaatpoorten van de voedingskabel is afgedicht om te voorkomen dat water of vreemde
voorwerpen binnendringen;
6.
Controleer of er particulier geïnstalleerde apparaturen zijn en zorg ervoor dat de stroomonderbreker is losgekoppeld
voordat u de machineset inschakelt;
7.
Draai voordat u de machineset inschakelt de bevestigingsbouten van de elektrische onderdelen in de elektrische
schakelkast en de terminals in de aansluitdoos van de compressor vast en zorg ervoor dat de isolatie van de
compressorterminals goed is.
De netsnoerterminals van de starterkast kunnen niet worden gebruikt als gewichtsdraagpunt voor de
inkomende kabel.
8.
Voordat u gaat inschakelen, moet u controleren of er een kortsluitingsprobleem is en of de aarding van de machineset
betrouwbaar is.
Het is verboden om andere apparaturen van stroom te voorzien via de bedrading van de elektrische
schakelkast.
9.
Voordat u de machineset inschakelt, moet u ervoor zorgen dat de bedrading van de machineset correct is aangesloten
Gevolgen van onjuiste installatie
De apparatuur kan vallen, trillen of geluid
maken
De
koelcapaciteit
onvoldoende zijn
Er kan condensatie of druppelen optreden
Er kan een storing optreden of deze onderdelen
kunnen worden verbrand
Opmerking
Opmerking
18
(warmteproductie)
kan