men in de installatie of, indien aanwezig, door ont-
luchtingsschroeven op de persaansluiting.
•
Controleren of toebehoren, leidingenstelsel, ophang-
voorziening stevig en correct vastzitten
•
Controle van aanwezige niveauregelingen of droog-
loopbeveiliging
5.6. Elektrisch systeem
Bij de aanleg en keuze van elektrische leidingen en bij het
aansluiten van de motor moeten de relevante plaatselijke
en VDE-voorschriften worden nageleefd. De motor moet
door een motorbeveiligingschakelaar worden beschermd.
Laat de motor volgens het schakelschema aansluiten. Let
op de draairichting! Bij verkeerde draairichting levert de
machine niet het aangegeven vermogen en kan er onder
ongunstige omstandigheden schade ontstaan.
Gevaar door elektrische stroom!
Door ondeskundige omgang met stroom bestaat le-
vensgevaar! Alle pompen met vrije kabeluiteinden
moeten door een elektricien worden aangesloten.
5.7. Draairichting
Bij eenfasemotoren is een controle van de draairichting
niet noodzakelijk, omdat deze altijd met de juiste draai-
richting draaien. De aangegeven pomp- en vermogensge-
gevens worden alleen bereikt als er een rechtsdraaiend
draaiveld aanwezig is. De machine is niet geconfigureerd
voor bedrijf op een linksdraaiend draaiveld.
5.8. Motorbeveiliging
De minimale eis is een thermisch relais/motorbeveiliging-
schakelaar met temperatuurcompensatie, differentiaaluit-
schakeling en blokkering tegen herinschakeling volgens
VDE 0660 resp. overeenkomstige nationale voorschriften.
Worden de machines aangesloten op stroomnetten waar-
in regelmatig storingen optreden, dan adviseren wij extra
beveiligingssystemen in te bouwen (bijv. overspannings-,
onderspannings- of faseuitvalrelais, bliksembeveiliging,
etc.). Bij het aansluiten van de machine moeten de plaat-
selijke en wettelijke voorschriften worden nageleefd.
1Fase-Motor
Pompen met 230 V/1 fase motoren zijn als volgt uitge-
voerd:
1Fase-Motor
H501W
10m Aansluitkabel, stekker
H501WA
10m Aansluitkabel met netstekker,
automatische vlotterschakeling
H502W
10m Aansluitkabel, schakelkast met stekker
H502WA
10m Aansluitkabel, automatische
vlotterschakeling met schakelkast en stekker
H505W
10m Aansluitkabel, stekker
H505WA
10m Aansluitkabel, automatische
vlotterschakeling met schakelkast en stekker
H506W
10m Aansluitkabel, schakelkast met stekker
H506WA
10m Aansluitkabel, automatische
vlotterschakeling met schakelkast en stekker
H508W
10m Aansluitkabel, schakelkast met
condensator 30mF en stekker
H508WA
10m Aansluitkabel, automatische
vlotterschakeling met condensator 30mF en stekker
H511W
20m Aansluitkabel, schakelkast met
condensator 40mF en stekker
H511WA
20m Aansluitkabel, automatische
vlotterschakeling met condensator 40mF en stekker
Bij het gebruik van andere schakelkasten dient men bij
de selectie van de motorbeveiligingsschakelaar rekening
te houden met de nominale stroom van de motor (zie ty-
peplaatje)
3Fasen-Motoren
De pompen met 400 V/3Fasen-motoren zijn als volgt uit-
gevoerd:
3Fasen-Motoren
H502D,
10m Aansluitkabel, schakelkast met stekker
H506D,
H508D
H511D
20m Aansluitkabel, schakelkast met stekker
Bij het gebruik van andere schakelkasten dient men bij
de selectie van de motorbeveiligingsschakelaar reke-
ning te houden met de nominale stroom van de motor
(zie typeplaatje)
5.9. Inschakelwijzen
Inschakelwijzen met stekker/schakeltoestellen
Stekker in de daartoe bestemde contactdoos steken en
de in-/uitschakelaar op het schakeltoestel bedienen.
5.9.1. Na het inschakelen
De nominale stroom wordt bij het opstartproces geduren-
de korte tijd overschreden. Na beëindiging van dit proces
mag de bedrijfsstroom de nominale stroom niet meer
overschrijden. Wanneer de motor na het inschakelen niet
meteen start, moet de machine onmiddellijk worden uit-
geschakeld. Voordat er een nieuwe inschakeling plaats-
vindt, moeten de schakelpauzes volgens de Technische
gegevens worden aangehouden. Als de storing zich op-
nieuw voordoet, moet de machine onmiddellijk weer wor-
den uitgeschakeld. Een nieuwe inschakelpoging mag pas
worden gestart als de fout is verholpen.
De volgende punten moeten worden gecontroleerd:
•
Bedrijfsspanning (toegestane afwijking +/- 5% van de
nominale spanning)
•
Frequentie (toegestane afwijking -2% van de nomi-
nale frequentie)
•
Stroomverbruik (toegestane afwijking tussen de fa-
sen max. 5%)
•
Spanningsverschil tussen de verschillende fasen
(max. 1%)
•
Schakelfrequentie en -pauzes (zie Technische gege-
vens)
•
Binnendringen van lucht bij de toevoer, evt. moet er
een stootplaat worden aangebracht
•
Minimale afdekking door water, niveauregeling,
droogloopbeveiliging
•
Rustige loop
•
Op lekkages controleren, evt. de nodige stappen on-
dernemen volgens hoofdstuk "Onderhoud"
nEDlErlanDS | 67