Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

De Afstandsbediening En De Transmissiekabels Voor Het Binnen- En Buitenapparaat Aansluiten; De Elektrische Aansluitingen Maken; Externe I/O-Gegevens - Mitsubishi Electric CITY MULTI PEFY-P20VMA-E2 Installationshandbuch

Inhaltsverzeichnis

Werbung

*2 Neem de grotere van F1 of F2 als de waarde voor F0.
F1 = Totale maximale werkstroom van de binnenapparaten  1,2
F2 = {V1  (hoeveelheid van type1)/C} + {V1  (hoeveelheid van type2)/C} + {V1  (hoeveelheid van type3)/C} + {V1  (hoeveelheid van overige)/C}
Binnenapparaat
Type1
PEFY-VMA
C : Meervoud van trippingstroom op trippingtijd 0,01s
Neem "C" van de trippingeigenschappen van de onderbreker.
<Voorbeeld van "F2" berekening>
*Conditie PEFY-VMA  3, C = 8 (zie rechter voorbeeldschema)
F2 = 38  3/8
= 14,25
 16 A breker (Trippingstroom = 8  16 A op 0,01s)
*3 De stroomgevoeligheid wordt berekend met de volgende formule.
G1 = (V2  hoeveelheid van type1) + (V3  kabellengte [km])
G1
Stroomgevoeligheid
30 of minder
30 mA 0,1 sec of minder
100 of minder 100 mA 0,1 sec of minder
Waarschuwing:
• Zorg ervoor dat u de opgegeven bedrading gebruikt voor de verbindingen en er geen externe kracht op de aansluitingen wordt uitgevoerd. Als de aansluitingen
niet stevig worden bevestigd, kan er verhitting of brand optreden.
• Zorg ervoor dat u het juiste type van overstroombeveiligingsschakelaar gebruikt. Merk op dat de opgewekte overstroom een gedeelte van de rechtstreekse
stroom kan bevatten.
Voorzichtig:
• Sommige sites kunnen de installatie van een aardlekschakelaar voor de omvormer vereisen. Indien geen aardlekschakelaar is geïnstalleerd, bestaat er gevaar
op elektrische schok.
• Gebruik niets anders dan de juiste stroomonderbreker en zekering. Het gebruik van zekeringen, kabels of koperen bedrading met teveel capaciteit kan leiden tot
storingen of brand.
Opmerkingen:
• Dit apparaat is bedoeld voor de aansluiting op een stroombron met een maximaal toelaatbare systeem impedantie (zie IEC61000-3-3.) aan het aansluit punt
(stroomvoorzieningskastje) van de gebruikersvoorziening.
• De gebruiker moet ervoor zorgen dat dit apparaat slechts verbonden wordt met een stroombron die aan de bovenstaande vereiste voldoet.
Indien nodig, kan de gebruiker het openbaar elektriciteitsbedrijf vragen naar de impedantie van het systeem bij het aansluitpunt.
9.2. De afstandsbediening en de transmissiekabels
voor het binnen- en buitenapparaat aansluiten
• Sluit binnenapparaat TB5 en buitenapparaat TB3 aan. (Apolair 2-draads)
De "S" op binnenapparaat TB5 is een gepantserde kabelaansluiting. Zie voor spe-
cificaties van de aansluitkabels de installatie-instructies van het buitenapparaat.
• Monteer een afstandsbediening in overeenstemming met de aanwijzingen die bij
de afstandsbediening zitten.
• Sluit de "1" en "2" op binnenapparaat TB15 aan op een MA-afstandbediening.
(Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
• Sluit de "M1" en "M2" op binnenapparaat TB5 aan op een M-NET-afstandbedie-
ning. (Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
• Sluit de transmissiekabel van de afstandsbediening aan binnen 10 m met gebruik
2
van een kabel van 0,75 mm
ader. Als de afstand meer dan 10 m is, gebruik dan
2
een 1,25 mm
aansluitkabel.
[Fig. 9.2.1] (P.5) MA-afstandbediening
[Fig. 9.2.2] (P.5) M-NET-afstandbediening
A Klemmenblok voor transmissiekabel binnenapparaat
B Klemmenblok voor transmissiekabel buitenapparaat
C Aafstandsbediening
• DC 9 – 13 V tussen 1 en 2 (MA-afstandbediening)
• DC 24 – 30 V tussen M1 en M2 (M-NET-afstandbediening)
[Fig. 9.2.3] (P.6) MA-afstandbediening
[Fig. 9.2.4] (P.6) M-NET-afstandbediening
A Niet-gepolariseerd
C Afstandbediening
• De MA- en M-NET-afstandbediening kunnen niet tegelijkertijd of afwisselend wor-
den gebruikt.
Voorzichtig:
Leg de bedrading altijd zo aan dat de draden niet onder mechanische span-
ning staan of te strak worden getrokken. Als dit gebeurt, kunnen draden bre-
ken of oververhit raken en brand veroorzaken.

9.3. De elektrische aansluitingen maken

Identificeer a.u.b. het type in de bedieningshandleiding die bevestigd is aan de
afdekplaat van de aansluitdoos aan de hand van het type op het plaatje met de elek-
trische waarden.
1. Verwijder de schroef (1 stuk) om de afdekplaat los te maken.
[Fig. 9.3.1] (P.6)
A Schroef om het deksel vast te schroeven (1 stuk)
B Deksel
2. Open de uitduwgaten
(Gebruik hier een schroevendraaier of iets dergelijks voor.)
All manuals and user guides at all-guides.com
Kabeldikte
2
1,5 mm
2
2,5 mm
2
4,0 mm
B TB15
D TB5
V1
V2
38
1,6
V3
48
56
66
[Fig. 9.3.2] (P.6)
C Aansluitdoos
E Haal weg
3. Bevestig de bedrading van de stoombron aan de aansluitdoos m.b.v. een kabel-
doorvoer die spankrachten kan opvangen (bijvoorbeeld een PG-aansluiting). Sluit
de signaaldraden op het aansluitblok aan via de doordrukopening in de aansluit-
doos en een gewone kabeldoorvoer.
[Fig. 9.3.3] (P.6)
F Gebruik PG-doorvoer zodat het gewicht van de kabel en externe krachten geen trek-
belasting op de klemaansluiting van de voedingskabel uitoefent. Borg de kabel met
een kabelklem.
G Voedingsdraden
I Transmissiedraden
4. Sluit de bedrading van de voeding, aarde, transmissie en afstandsbediening aan.
Het is niet nodig om de aansluitdoos van het apparaat af te halen.
[Fig. 9.3.4] (P.6)
J Aansluitblok voor de voedingskabel
K Aansluitblok voor de signaaldraden van de binnenunit
L Aansluitblok voor de afstandsbediening
[Afgeschermde kabelaansluiting]
[Fig. 9.3.5] (P.6)
A Aansluitblok
C Afschermingsdraad
D De aarddraad van twee kabels worden samen op de S-aansluiting aangesloten.
(Eindaansluiting)
E Isolatietape (om te voorkomen dat de aarddraad in de afgeschermde kabel in contact
komt met de aansluitklem van de transmissiekabel)
5. Wanneer u klaar bent met de bedrading, dient u zich er nogmaals van te verzeke-
ren dat er op de aansluitingen geen speling meer is. Bevestig daarna de afdek-
plaat weer op de aansluitdoos in de omgekeerde volgorde van het verwijderen.
Opmerkingen:
• Zorg ervoor dat u de bedrading niet te sterk ombuigt wanneer u de afdek-
plaat opnieuw op de aansluitdoos aanbrengt. Als dit toch gebeurt kan de
kabelaansluiting loskomen.
• Tijdens werkzaamheden aan de aansluitdoos mogen de aansluitklemmen
niet worden verwijderd. Zonder aansluitklemmen werkt de aansluitdoos niet.

9.4. Externe I/O-gegevens

Voorzichtig:
1. De kabels moeten door een isolatiebuis met extra isolatiemateriaal worden
afgeschermd.
2. Gebruik relais of schakelaars die voldoen aan de IEC-norm of een vergelijk-
bare norm.
3. De diëlektrische sterkte tussen toegankelijke onderdelen en het regelcircuit
moet 2750 V of hoger bedragen.
VOORBEELD
0,1
0,01
Nominale trippingstroom (x)
voorbeeldschema
D Uitduwgat
H Gebruik een gewone bus.
B Ronde aansluitklem
53

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis