Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Gebruikershandleiding - Bahco BELT10 Gebrauchsanweisung

Lambdasondenprüfgerät
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 5

GEBRUIKERSHANDLEIDING

VOEDING
Verbind de rode klem met het pluspunt van de batterij (12V) en de zwarte klem met de minpool.
Wanneer de verbinding correct is, zou het LED controlelampje, gemarkeerd "bat", moeten oplichten in een groene kleur.
Wanneer dit controlelampje in het rood oplicht is er een omgekeerde verbinding.
WERKING
Eens het testapparaat op correcte wijze verbonden is met de batterij, verbind dan de perforerende sonderingsklem van het
testapparaat met de overeenkomstige kabel van de lambda sensor onder test. De meterstanden op het testapparaat zullen
automatisch aangepast worden als een functie van de stroomspanning in de sensorkabel. De methode om de lambda
sensorkabels te herkennen gaat als volgt:
1 - wanneer de verbonden kabel overeenkomt met de VERWARMER POSITIEVE TOEVOER, dan zal het controlelampje,
gemarkeerd "12V", oplichten.
2 - wanneer de verbonden kabel overeenkomt met de VERWARMER AARDVERBINDING, dan zullen het controlelampje,
gemarkeerd "0V", en de onderste led in de kromming oplichten. Uitzondering: wanneer de aardverbinding gemaakt wordt via
een halfgeleider element (als een transistor in de ECU), is het mogelijk dat het licht "0V" uit blijft, en het lichtcontrolelampje in de
krommingsreeks kan de tweede of derde van beneden uit zijn. Om in beide gevallen te verzekeren dat de verbonden kabel
overeenkomt met aarding, wordt het geadviseerd om de "TEST ++" toets in te drukken en te controleren dat het
lichtcontrolelampje niet verandert of enkel met één stap verandert. .
3 - SIGNAAL AARDVERBINDING: Dezelfde manier zoals vermeld in de vorige paragraaf. Bij sommige voertuigen kan het
aardingssignaal verbonden zijn met de aarding van de drager via een weerstand. In dit geval, wanneer de "TEST ++" toets
ingedrukt wordt, zal het minderwaardige licht van de kromming uitgaan, en het meerwaardige aan.
4 - SENSOR'S REFERENTIESPANNING (dit geldt enkel voor de sensors van het Titania type). Wanneer de verbonden kabel de
5V referentie is, dan zal het "Ti 5V"-licht oplichten. Voor systemen waarbij de referentiespanning 1V bedraagt, zal het bovenste
controlelampje van de kromming oplichten. In beide gevallen moet de meterstand stabiel zijn en verder gaan.
5 - SENSOR UITGANGSSIGNAAL: Dit is het enige dat, wanneer de lambda sensor op correcte wijze werkt, spanningsvariaties
ervaart. Wanneer de sensor diens werktemperatuur bereikt, schommelt het uitgangssignaal waarbij het de zuurstofinhoud in
de uitlaatgassen volgt.
Om de correcte toestand van een lambda sensor te testen, zou er een schommeling tussen 0.1 en 0.9V (voor lambda sensors
van 1V) moeten zijn. Dit komt overeen met een progressieve verlichting van de controlelampjes in de kromming, op en neer en
omgekeerd (rood-geel tot geel-rood). De schommelingsfrequentie hangt af van meerdere factoren (motorinhoud,
reactiesnelheid van de ECU, motortoerental, sensorafstand van de uitlaat, enz.), maar een frequentie van meerdere malen per
seconde bij een stabiele snelheid van 2000 - 2500 rpm, kan als correct beschouwd worden.
Indien de meterstanden in vaste waarden resulteren (geen schommeling), of erg trage schommelingen, controleer dan of de
verbinding met de sensorkabels correct is, en dat de motor een normale werktemperatuur bereikt heeft. Na u hiervan verzekerd
te hebben, en vooraleer de sensor weg te doen, kan het aangewezen zijn om de TEST functie te gebruiken om de correcte reactie
van de ECU te controleren, op de volgende manier:
TESTFUNCTIE.
OPGELET! Wees er bewust van dat een testsimulatie, gedurende lange tijd uitgevoerd, er de oorzaak van kan zijn dat de ECU een
foutmelding opslaat. Het is aanbevolen de test niet langer dan vijf seconden te laten duren voor voertuigen, uitgerust met dat
type ECU's.
De testfunctie staat toe de reactie van de ECU te controleren, door het kunstmatig simuleren van de rijke of magere toestand
terwijl u controleert of het injectiesysteem geneigd is het gas te verhogen of te verlagen in tegengestelde zin ten opzichte van de
uitgevoerde simulatie. Het injectiesysteem zal geneigd zijn het gas te verrijken wanneer een magere toestand gesimuleerd
wordt, en vice-versa.
Het TEST controlelampje zal oplichten wanneer u de "TEST ++" toets (rijk simulerend) of "TEST --" toets (mager simulerend)
indrukt, en de gesimuleerde stroomspanning zal gedreven worden in de uitvoerkabel van de sensor (op voorwaarde dat dit de
correcte kabel is, verbonden met het testapparaat).
Controleer dan de reactie van het injectiesysteem.
SNA Europe SAS (Group Headquarter)
Allée Rosa Luxembourg - 95610 Eragny sur Oise - France
www.bahco.com
BELT10

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis