Kenmerken Van De Elektrische Aansluiting; Meetwaarde Aanvoertemperatuurvoeler; Meetwaarde Buitentemperatuurvoeler; Systeemintegratie Van De Mcm10 - Buderus MCM10 Installationsanleitung

I
MCM10 Nr. 1 (mastermodule)
II
MCM10 Nr. 2 (slave-module)
III
MCM10 Nr. 3 (slave-module)
IV
MCM10 Nr. 4 (slave-module)
1...16 Verwarmingsketel
17 Hydraulische evenwichtscollector
18 Gemeenschappelijke aanvoertemperatuurvoeler
19 CV-pomp
20 Verdeeldoos
21 Overige deelnemers op de bus van de regelaar
22 Zekering voor de aansluiting van de CV-pomp
23 Reservezekering
24 CV-groep
25 Functiebrug
A Netaansluiting
B Netaansluiting voor andere modules MCM10
C Aansluiting CV-pomp
D Aansluiting storingsmelding op afstand
E Aansluiting aanvoertemperatuurvoeler
F Aansluiting buitentemperatuurvoeler
G Aansluiting extern schakelcontact
H Aansluiting aan-/uit-regelaar
I Aansluiting gebouwbesturingssysteem (0 - 10 V-inter-
face)
J Aansluiting regelaar (RC35, WM10, MM10) met
EMS-busaansturing
K Aansluiting van de vorige module MCM10
L Aansluiting met de volgende module MCM10
M Aansluiting CV-toestel
2.6.4

Kenmerken van de elektrische aansluiting

Posi-
tie Interface Klemmen
A ingang –
B uitgang –
C uitgang –
D uitgang –
E ingang 1-2
F ingang 3-4
G ingang 5-6
H ingang 7-8
I ingang 9-10
J EMS-bus 11-12
K EMS-bus 13-14
L EMS-bus 15-16
M EMS-bus 17-18, 19-20,
21-22, 23-24
Tabel 3 Kenmerken van de elektrische aansluiting
2.6.5

Meetwaarde aanvoertemperatuurvoeler

Ω
°C
20 12490
25 10000
30 8057
35 6531
40 5327
45 4369
50 3603
55 2986
Tabel 4 Meetwaarde aanvoertemperatuurvoeler
MCM 10
Waardes
230 V AC, max. 16 A
230 V AC, max. 16 A
230 V AC, max. 250 W
potentiaalvrij, max. 230 V,
1 A
NTC ( tab. 4)
NTC ( tab. 5)
potentiaalvrij
24 V DC
0 - 10 V DC
–
–
–
–
Ω
°C
60 2488
65 2083
70 1752
75 1481
80 1258
85 1072
90 917
95 788
Gegevens module MCM10
2.6.6

Meetwaarde buitentemperatuurvoeler

Ω
°C
– 20 97070
– 15 72929
– 10 55330
– 5 42315
0 32650
5 25388
Tabel 5 Meetwaarde buitentemperatuurvoeler
2.7

Systeemintegratie van de MCM10

2.7.1

Principe van de cascaderegeling

Bij warmtevraag door de regelaar (
wordt bij de systeemvarianten 1, 2 en 3 eerst een CV-toe-
stel gestart en het CV-vermogen tot het maximale nomina-
le vermogen verhoogd. Pas dan wordt een volgend CV-
toestel gestart.
Als er te veel warmte wordt geproduceerd, worden de
CV-toestellen zonder wachttijd één voor één tot het min.
nominale vermogen verlaagd en dan uitgeschakeld, totdat
de warmtevraag en warmteproductie overeenkomen. Bij
systeemvariant 4 worden alle toestellen tegelijkertijd uit-
geschakeld.
De schakelvolgorde van de CV-toestellen wordt automa-
tisch door de MCM10-module bepaald. De module
MCM10 zorgt voor een gelijkmatige verdeling van de be-
drijfsuren over alle CV-toestellen. Daarbij wordt zowel re-
kening gehouden met het aantal bedrijfsuren voor CV-
bedrijf als voor tapwaterbedrijf. Dat verhoogt de levens-
duur van de CV-toestellen. Bij een spanningsonderbre-
king naar de module MCM10 wordt de bedrijfsurenteller
in de module MCM10 op nul gezet.
Wanneer een CV-toestel niet meer inzetbaar is (bereiding
van tapwater voor rechtstreeks aangesloten boilers, sto-
ring van het CV-toestel, storing in de communicatie naar
de module MCM10) wordt automatisch een volgend CV-
toestel ingeschakeld om aan de warmtebehoefte te vol-
doen.
2.7.2

Regeling bij MCM10-cascadesystemen

De MCM10-module stuurt de CV-toestellen aan volgens
een door een regelaar berekende warmtebehoefte. Hier-
voor is het dus noodzakelijk, dat de module MCM10 altijd
in combinatie met een regelaar (
klemmen H, I of J) geïnstalleerd wordt. Afhankelijk van de
toegepaste regelaar zijn er 4 systeemvarianten mogelijk
( tab. 6, pagina 61).
Voor een correcte werking mag slechts 1 re-
gelaar/gebouwbeheersysteem zijn aangeslo-
ten.
Een module MCM10 kan maximaal 4 CV-toestellen aan-
sturen. Door een koppeling van maximaal 4 modules
MCM10 kunnen maximaal 16 CV-toestellen in één casca-
2
Ω
°C
10 19900
15 15708
20 12490
25 10000
30 8057
35 6531
tab. 6, pagina 61)
afb. 3, pagina 58,
59